Deze reis wilden we graag naar Karimunjawa, een groep van 27 eilanden voor de noordkust van Java. Het maken van een reisschema was echter niet gemakkelijk: de snelle boten (2 uur) varen niet iedere dag, net als de langzame boten (5 uur). Daarnaast is er de mogelijkheid om met een vliegtuigje naar het eiland te gaan, maar ook dat kan niet iedere dag en is bovendien een stuk duurder. De Covid-pandemie maakte het er niet eenvoudiger op, want de ferrymaatschappij publiceerde tot voor kort gewoon geen vaarschema op de website. Pff. Gelukkig bood Joyce, de Nederlandse eigenares van the Happinezz Hills op het hoofdeiland Karimunjawa, uitkomst. Zij kon aan kaartjes voor de snelle boot komen voor de dag die ons goed uit kwam. Kopietjes van paspoorten en van de vaccinaties opgestuurd en we waren ingecheckt!
Twee weken geleden kregen we een whatsappbericht van haar: die dienst was uit de vaart gehaald, wilden we een dag eerder komen of een dag later? Aan het einde van de dag was er een nieuw bericht. Mensen hadden geprotesteerd en eisten dat de ferry die dag wel zou varen. We moesten maar even afwachten. En ja hoor, een paar dagen voor ons vertrek uit Yogyakarta hoorden we dat de boot toch zou varen! Zo zie je maar weer, maak je vooraf niet al te ongerust over wat er allemaal mis kan gaan. Zeker niet in Indonesië, waar het leven fluïde is en dan gebruik ik het begrip eens niet voor een ‘woke’ situatie. Als ik mensen hier zie liggen (op elk wisselend uur van de dag) op een bamboe matje, vraag ik me af waarom ik thuis altijd ren, zelfs naar het toilet en niet omdat ik erg moet maar gewoon omdat ik me er geen tijd voor gun. Je hoeft in Indonesië niet veel, maar hebt ook niet veel. Als je dat kunt accepteren, zit je hier goed.
Enfin, donderdag kwamen we op Karimunjawa aan. Bij aankomst moet je 150.000 roepia betalen als entree voor het nationale park. Er hangt een kaart in de haven van de eilandengroep waartoe Karimunjawa behoort met in donkerblauw aangegeven waar zich koraal bevindt. Overal om de eilanden. Dat belooft wat! Joyce had een chauffeur met auto geregeld om ons naar het hotel te brengen dat zich ongeveer twee kilometer buiten het dorpje bevindt. The Happinezz Hills is prachtig: een groot, mooi restaurant, een zwembad, en als een hoefijzer eromheen de zestien royale kamers met schitterend uitzicht vanaf het balkon. Joyce en haar man hebben het goed voor elkaar, al verzucht ze dat ze elke morgen wakker wordt met het idee wat er nu weer op haar pad zal komen. Zo bleek de voordeur van het hotel gisteren uit de omlijsting geknald en moest de toegang ’s avonds met triplexplaten worden gedicht om apen en honden weg te houden.
Het moeilijkste, zegt ze, is om goed personeel te vinden. Al heeft iedereen bij Happinezz Hills een middag bijgewoond waarbij allerlei regels werden uitgelegd, zoals aan welke kant van het bord het bestek moet liggen en dat je een glas niet aan de bovenkant beethoudt, na een paar weken lapt het personeel alle regels aan de laars. Om goed personeel te houden en te belonen, wordt een ‘employee of the month’ aangewezen die dan 25 procent van het salaris als bonus krijgt.
Achter de schermen regelt Joyce van alles: scooters zodat we het eiland kunnen rondtuffen (hartstikke leuk!), een dagexcursie naar twee snorkelspots met barbecue, een auto die ons van Jepara naar de volgende bestemming brengt. We krijgen ook tien procent korting (alle gasten van het hotel trouwens) als we eten bij het restaurant The Happinezz Ricefields. Een aanrader! Iedereen betaalt 10.000 roepia toegang, geld dat naar de lokale gemeenschap gaat. Het restaurant serveert zoveel mogelijk producten die afkomstig zijn van de boeren in de omgeving. Maar het is vooral de setting daar die het doet. Via een houten vlonder kun je langs de rijstvelden lopen, waar jongetjes met een vlieger in de weer zijn en een boer eindelijk zijn ploegmachine met veel rookwolken aan de praat krijgt.
We eten heerlijk daar en Marco maakt een foto van de kok in de keuken. Nog geen vijf minuten later krijgt Marco een whatsappbericht van Joyce, met een foto van Marco die daar fotografeert! Het geeft aan hoe klein dit eiland is. Tijdens de coronapandemie zorgde iedereen ook voor elkaar, vertelt Joyce later. In Nederland maakte men zich zorgen of ze wel of niet op vakantie konden gaan. Voor de mensen hier was het de vraag of er eten zou zijn die dag. Met het wegvallen van het toerisme ontbrak het de meesten op het eiland immers aan hun inkomstenbron. Joyce heeft toen bijvoorbeeld met behulp van familie en vrienden thuis een voedselactie opgezet. Voor de mensen in de kampong en het personeel werden onder andere balen rijst uitgedeeld.
Voor de laatste avond op het eiland hebben we onze zinnen gezet op een diner bij Bukit Love, een uitkijkpunt op de heuvel achter het hotel. Een poster aan een boom geeft wervend aan dat er eten is, drank, live muziek. We hebben er zin an. De weg ernaar toe gaat steil omhoog, in het donker is dat zeker een uitdaging. Volgens mij schrok het personeel boven op de top zich een ongeluk toen er opeens bezoek voor de deur stond. Wel ging gelijk de muziek aan (een radio) en werd de menukaart gebracht. Die was zo beperkt dat we besloten het bij een biertje te houden en later in het restaurant van het hotel te gaan eten (lekker!).
De drie dagen in het paradijs zijn om. Voor drie overnachtingen in the Happinezz Hills inclusief twee diners (met dure biertjes en een fles wijn), 2,5 dag drie scooters ter beschikking, de snorkelexcursie van een dag, de autoritten van haven naar hotel en vice versa betalen we voor twee personen omgerekend 230 euro. Dus voor 38 euro per persoon per dag heb je het hele pakket. Nu wil ik niet iedereen aanraden om ook naar Karimunjawa te gaan, want het moet natuurlijk wel een paradijs blijven. Maar als je het dan toch perse wilt, kan ik dit adres zeker aanbevelen. Onze volgende halte is Semarang, de geboortestad van Marco’s vader. Ben benieuwd.