zondag 29 december 2019

Kerst in Ruteng, Flores: Selamat hari natal!

Ons reisdoel ditmaal was om Kerst te vieren samen met Nina en haar vriend Faldy op het Indonesische eiland Flores. Faldy’s ouderlijk huis staat in Ruteng, een middelgrote plaats in de bergen. ‘Het is er koud, neem een trui en sokken mee’, was het advies vooraf. In mijn koffer zat dus een thermotrui, fleece sokken en een vest. Al met al werd het minimaal ongeveer zestien graden ’s avonds, goed te doen voor Hollanders.



Op Kerstavond bezochten we de Paroki St. Maria Assumpta St. Yosef katedral. Van verre zagen we al de lichten in de opengewerkte houten torenspitsen van de kerk. Talloze brommertjes stonden rij aan rij geparkeerd. Er waren zoveel mensen naar de mis gekomen dat ze zelfs buiten in de tuin op stoeltjes zaten. Wij sloten aan bij de mensen die in de deuropening stonden. Meisjes waren gekleed in prinsessenjurken, de dames in nette damasten jurken en de heren veelal in glimmende colberts. 




Ik had een nette rok aangedaan met daarop een kanten kebaja uit Bali, een goede keus gezien de vele complimenten. ‘Foto?’, waarop de hele familie om me heen kwam staan en de een na de andere mobiel tevoorschijn werd gehaald. Nog niet eerder is me ooit zo vaak een ‘Merry Christmas’ gewenst. Op het plein voor de kerk stond een kerstman te poseren met kinderen en hun families. Er stond ook een man gekleed als kerstman, maar dan in negatief; met strepen op zijn gezicht en acterend als een duivel. ‘That’s our Santa Claus’, zei Faldy.



Onderweg van de kerk naar zijn huis, zagen we vele straten met verlichte bogen, sterren op staken en kerstboompjes. Ruteng gaat helemaal los tijdens de Kerst. Het is soms improviseren omdat de mensen over weinig middelen en geld beschikken. De kerstboom bij Faldy thuis was een stam met gaten waarin de kinderen stokken hadden gestoken. Een enkele kerstbal en een lichtsnoertje versierden de boom. Voor de kinderen hadden we eerder schriften, stiften, kleurboeken en wat snoep gekocht, in cadeaupapier verpakt en stiekem onder de boom gelegd. Heel de buurt liep zo’n beetje uit. Er lagen cadeautjes! Vanuit Nederland had ik bij Kruidvat sokken gekocht met een print van de film Frozen en een doosje in hartvorm met chocolaadjes van Frozen. De sokken gingen gelijk aan en de doos werd verstopt. Wat zijn we in Nederland toch verwend als je ziet hoe blij men hier is met heel eenvoudige dingen. 


Het werd tijd om de maaltijd te maken. Hier geen driegangen diner; rijst met gebakken kip en groenten (gehakte papayabladeren) uit de tuin. De drank erbij: thee met suiker. De kippen hadden we eerder op de markt gekocht, evenals de groenten. Terwijl ik de sjalotjes en knoflook pelde (dan gaat het hier niet om een paar teentjes, maar hele bollen worden gebruikt), slachtte Faldy’s broer (13) de kippen. Naast me zat een neef die aan was komen waaien. ‘My mother can’t say no’, zei Faldy toen hij zijn ontzettend dronken neef voorstelde. Het uien pellen ging nog wel; het werd moeilijker toen de neef een sigaret opstak. Omdat zijn hoofd telkens slaapdronken naar voren viel boven de tafel, verwachtte ik elk moment dat hij de sigaret zou verliezen maar die liet hij niet los gelukkig. Samen met twee ooms van Faldy, hun vrouwen en kinderen zaten we met zijn zestienen op een matje. De borden op onze knie. Maar ontzettend gezellig. 



Zonder dat de ouders wat hoefden te zeggen, ruimden de oudste kinderen op en deden de afwas. Wij vertrokken na veel geknuffel naar onze kamer in het klooster. Buiten zagen we een heldere hemel met duizenden sterren. Kerst!  

  

zaterdag 28 december 2019

Genieten op de boot rondom Flores

Het eiland Flores is een aanrader. Het havenplaatsje Labuan Bajo ligt verscholen achter andere eilandjes en heeft een prachtige baai. Zeker bij zonsondergang. In december ziet de omgeving er droog uit, behalve waar mensen de aarde regelmatig besproeien. Daar groeit bougainville en hibiscus.

Bij aankomst in Labuan Bajo zijn wij gelijk naar de haven gegaan waar voor ons een boot is geregeld die ons de komende drie dagen naar de mooiste snorkelspots zal brengen. De kapitein heeft twee helpers; echt contact hebben we niet met hen; wel zetten ze regelmatig maaltijden neer of lekkere hapjes, zoals gebakken banaan of stukken ananas. Maar we kunnen op hen rekenen als we moe van het snorkelen aangeven dat we terug op de boot willen. De trap gaat uit, snorkelattributen worden aangepakt en desnoods worden we aan boord gehesen. Ik voel me heel lui en heel gelukkig.


Struiken broccoli
Het snorkelen rondom Flores is geweldig. Onze gids Faldy (www.goindo.nl) weet de beste plekken en geeft ons tips naar welke richting we moeten zwemmen (de stroming kan hier heel sterk zijn). Het water is helder, af en toe zwemmen grote scholen vissen om ons heen en naar het koraal kan ik alleen maar met verbazing kijken. Soms lijken het struiken broccoli, dan weer staat er gewoon een soort vaas met bloemen erin en de anemonen die heen en weer deinen op de stroming, verbergen kleurrijke Nemo-visjes. Onder ons zwemt een sting ray majestueus kalm voorbij en we hebben geluk – verderop ontdekken we ook zwarte manta rays, spanwijdte zeker wel drie meter! Laat ik de schildpadden niet vergeten die langs zwemmen alsof zij zich in ‘space’ bevinden. Het is dat ik aan het snorkelen ben, anders was zeker mijn mond opengevallen van verbazing. Het is onwerkelijk mooi. De pijnlijke plekken op rug en kuiten die aan het einde van de dag verbrand zijn door de zon, neem ik graag voor lief.

Flying foxes
De avonden op de boot zijn trouwens ook bijzonder. De eerste avond liggen we voor anker bij een mangrove bos waar bij zonsondergang, echt op de minuut! – ‘flying foxes’, grote vleermuizen, met tienduizenden overvliegen naar het vaste land. Daarna kijken we op het dak van de boot naar de sterrenhemel. Zoveel sterren zie je in Nederland niet!

Al voor negenen liggen we meestal in bed. Marco en ik hebben samen een kooi, onze koffers kunnen net rechtop staan en een raam ontbreekt. Waarom er een gordijntje hangt, dat de hele tijd omhoog wappert, snap ik niet. Er is weliswaar een douche aan boord met zoet water, waar we het zoute water afspoelen na het zwemmen, maar echt schoon kan ik me hier niet voelen. Nou ja, het is maar voor een paar dagen. Tanden poetsen lukt wel met water uit een flesje. En mijn haar piekt door het zeewater alle kanten op. Gelukkig heb ik geen spiegels aan boord kunnen ontdekken.



Lichtend plankton
Als ik ’s nachts naar het toilet ga, zie ik bergen op het land naast ons, in het water zie ik plankton als helblauwe spikkels voorbij stromen. En dan die sterren boven mijn hoofd. Het zijn heerlijke dagen.

zaterdag 26 oktober 2019

Toerist in Sri Lanka

Een soort Azie-light, is onze conclusie over Sri Lanka. Het straatbeeld is typisch Aziatisch met de schreeuwende reclames en winkeltjes met kleding en schoeisel, produkten die al jarenlang in de etalages liggen te verbleken. Maar we hebben geen sloppenwijken gezien of huizen met daarnaast bergen afval en rotzooi. In veel stadjes zie je aanplakbiljetten van ‘green, clean en op de gekst mogelijke plekken (ik heb er een zien staan naast een archeologische opgraving) staan bakken voor gescheiden afval. We zien magere, sober geklede mensen maar diepe armoede blijft voor ons hier onzichtbaar.
Misschien heeft het ook te maken met het feit dat we erger zijn gewend, zeker in Azië. Eergisteren spraken we een Australische jonge toerist die zei dat hij het leven hier heel confronterend vond, de armoede raakte hem diep. Ook onze gids mister Rodrigo vertelde onze desgevraagd dat hij maar moeilijk rond kan komen met het salaris van hem en zijn vrouw, die op een lagere school werkt als lerares. Hij ziet geen toekomst voor zijn twee kinderen in Sri Lanka.
Er komen hier ook veel toeristen uit India: het eiland is dichtbij, een reis naar Sri Lanka is voor een aantal goed op te brengen en het eten is niet onbekend met alle curry’s. Volgens Mister Rodrigo vinden Indiers het op Sri Lanka zo schoon. Onze buurman in het hotel, Peter uit Engeland, is eerder in India geweest. Voor hem bevalt dat eigenlijk beter. “Daar spreken ze Engels, dat is gemakkelijk. Hier in het hotel spreekt een meisje Engels. Niet te doen.” Hij verontschuldigt zich tegelijkertijd dat hij geen Sri Lankaans spreekt.
Over toerisme gesproken. Het is nu eind oktober – wel herfstvakantie thuis – maar we zien overwegend grijze hoofden in Sri Lanka. Soms kruist ons pad gezinnen met jonge kinderen maar echt ideaal lijkt me dat ook niet. Het is heet, de lucht is vochtig, de bezienswaardigheden moeten vaak worden bereikt via smalle bergpaden, ellenlange trappen, kortom op een manier die een kind vijf minuten leuk vindt maar dan begint te jengelen. Ook zien we weinig jonge mensen. Ik snap het eigenlijk wel want behalve de fraaie natuur, de vele religieuze attracties is er weinig te doen. Wij gaan na het avondeten naar de kamer omdat we nergens naar toe kunnen en lezen dan wat. In de meeste steden is er ‘s avonds (maar eigenlijk overdag ook niet) geen barretje of cafe geopend. Behalve in de stad Ella, midden in de bergen, waar het een el dorado voor rugzaktoeristen is. Volgens mij staat er in The Lonely Planet ‘Ga direct naar Ella en onderneem van daaruit excursies’. Jammer, want het is wel eens goed om te beseffen wat we allemaal thuis binnen handbereik hebben.


Op onze zoektocht vanmorgen naar het meer bij Koggala in het zuiden van Sri Lanka, werden we daar met onze neus op gedrukt. In dit meer toeristische gedeelte van het land worden we vaak aangesproken. Hebben we soms een tuktuk nodig? Willen we een boottocht over het meer maken? Er is van alles te regelen. Dat twee Hollanders te voet naar een meer gaan om er alleen rond te kijken, gaat er hier niet in. Zo kwamen we mister Jayasiri tegen.


Gehuld in een ouderwets overhemd, daaronder een verwassen sarong en op blote voeten. Drie tanden in zijn mond. Hij sprak wel Engels. Na de gebruikelijke vragen stelde hij voor samen met ons mee te lopen naar het meer. ‘Toevallig’ liepen we onderweg langs zijn huis. Drie houten boomstammen dienden als hekje. Hij opende de deur van zijn lemen hutje. Ik zag twee plastic stoelen staan binnen, een peertje bungelde aan het plafond. Het was er nu heel donker. Trots liet hij zijn planten en groenten zien. Chilipepers, betelnoten. Uit een waterput in de hoek van de tuin haalde hij zijn water. We wisselden adressen ( sic) uit en ik beloofde hem de foto die ik van hem maakte, op te sturen.

Nadat we een kop koffie hadden afgeslagen, wees hij ons de weg naar het meer. Kinderen waren er aan het spelen, cricket! Ze vroegen of we ‘bon bons’ bij ons hadden.


Op de kant lagen enkele bootjes, een soort catamarans. Heel smalle boten met een ligger er naast voor het evenwicht. Het meer was bijna zen-achtig stil.


Op de terugweg kocht ik bij den kioks vijf repen chocolade voor de kinderen. Ik vroeg mister Jayasiri of hij het aan de kinderen wilde geven. We dachten daarmee gelijk ook afscheid van hem te hebben genomen, maar na vijf minuten kwam hij met zijn dunne beentjes aangerend. ‘ Wait for me.’ Zachtjes vroeg hij mij of ik kon helpen. Ik had al duizend roepia in mijn broekzak gepropt voor de zekerheid. Terwijl ik hem de hand schudde en bedankte voor zijn gastvrijheid, gaf ik ook het geld mee. Vijf euro voor ons en voor hem betekende het een maand elektriciteit.

Mister Rodrigo

Onze rondreis over Sri Lanka bevalt uitstekend. Het is een land met een prachtige natuur, rijstvelden, oerwoud, bergen met op de hellingen donkergroene theeplantages en bovenal zijn de mensen ontzettend aardig. Een chauffeur rijdt ons naar de plekken die we als toerist moeten zien. En omdat er weinig toeristen zijn (na de bomaanslag in april 2019 mijden toeristen Sri Lanka) is het overal heerlijk rustig. We hebben wel een klik met de chauffeur, mister Rodrigo. Bij onze ontmoeting op het vliegveld gaf hij aan dat we hem zo kunnen noemen. Totdat we er achter kwamen dat het zijn achternaam is; zijn voornaam is voor ons bijna niet uit te spreken. Sindsdien noemen we hem mister Rodrigo.


Als je tien dagen met elkaar optrekt, heb je het ook wel eens over privezaken. Zo zal hij zijn twee zoons niet dwingen om een baan of studie in het buitenland te zoeken, maar wat hem betreft is hun toekomst niet in Sri Lanka. Er is nauwelijks goed werk te vinden en men moet hard werken voor een sober leven. Hij is als gids/chauffeur vaak weken van huis maar iedere maand is het geld op, aan het huishouden, gewone zaken. Uit eten gaan met het gezin is een weelde die hij zich niet kan veroorloven. Een keer per jaar nodigt hij vrienden uit voor een etentje thuis, maar dat kost best veel geld, zegt hij. Zijn favoriete shirt is een hemd dat hij van Franse klant heeft gekregen, dat de zool van zijn schoen af en toe dubbel slaat omdat die los zit, deert hem niet.


Mister Rodrigo geeft ons allerlei tips mee en adviezen wat we beter wel of niet kunnen doen. ‘Niet ’s avonds op het strand lopen, hoor’, is er 1. Of ‘doe je andere schoenen maar aan want we moeten behoorlijk klimmen’. In ons reisprogramma zijn verschillende excursies opgenomen, maar elke dag biedt hij wel een of twee optionele uitjes aan. In plaats van een bezoek aan een tempel die druk wordt bezocht (ook door lokale mensen) biedt hij aan om naar een andere tempel iets buiten de stad te rijden die bovendien uit de 12e eeuw is maar minder bezoekers trekt. Na een dag van trappen lopen (de tempel bevond zich bovenop een rots), ons langs rotsformaties wurmen in de volle zon, gaf hij aan dat we eventueel tijd zouden hebben voor een massage. ‘Niet je op het strand laten masseren van de week, die dames doen maar wat’, is weer zo’n advies. Zo werden we in een ayurvedische kliniek onder handen genomen door dames met behoorlijk sterke knuisten. Tjonge, dat was zeventig minuten hard werken voor mijn lijf! Wel heerlijk geslapen trouwens.
Eergisteren vertelde mr. Rodrigo dat zijn moeder onwel was geworden en in het ziekenhuis was opgenomen. Ze woont sinds de dood van haar man bij hem in huis. ‘Dat is het minste wat ik voor mijn moeder kan doen’, vertelde hij. Na wat telefoontjes met het thuisfront besloot hij gisteren toch de reis af te breken en naar huis te gaan. Een collega kwam met de bus over (van 07 tot 18.30uur onderweg naar Bandarawala waar we op dat moment waren) om hem te vervangen. Wij kregen nog een aantal adviezen mee, zijn collega werd verteld waar hij ons naar toe moest brengen en toen was het tijd voor zijn nachttrein naar huis. Dan kon hij ’s ochtend gelijk naar het ziekenhuis.
Het was alsof we afscheid namen van een familielid. Mister Rodrigo, bedankt voor al uw goede zorgen voor ons, alle mooie verhalen over Sri Lanka en alle keren dat u ons fruit liet proeven, een glaasje arak aanbood, een taartje voor ons kocht en zoveel mooie plekken liet zien!

donderdag 24 oktober 2019

Dit keer gaat de reis eens niet naar Indonesie maar naar Sri Lanka

De straten in de steden ogen typisch Aziatisch: veel telefoonwinkels, verkooppunten in witgoed en eethuizen, alle natuurlijk met schreeuwende reclameborden boven de gevel. Alleen zijn de mensen in Sri Lanka niet te vergelijken met bijvoorbeeld Indonesiers. Zo had ik in een restaurant mijn bord niet helemaal leeg gegeten. In Indonesie stelt men geen directe vragen; hier keek de ober mij vragend aan “Vond je het niet lekker?” Tot nu toe is de ervaring dat mensen in Sri Lanka open zijn en vrij direct. Iedereen die maar iets verdient aan het toerisme, vraagt ons hoe wij het vinden. Of wij Sri Lanka mooi vinden en misschien nog eens terug willen komen. De burgeroorlog tussen de Tamil-strijders in het noorden,die onafhankelijkheid nastreven, (1983-2009) heeft het land jarenlang in een houdgreep gehouden en de toeristen weggejaagd. Ook dit jaar nog kwam Sri Lanka in het nieuws door bomaanslagen. 
Als gevolg daarvan zitten de hotels zonder gasten en worden buitenlanders met open armen ontvangen. Onze chauffeur en gids mister Rodrigo bemoedert ons enorm. Ons reisprogramma is al best gevuld maar voor de tussenliggende vrije uurtjes heeft hij talloze originele ideeen. Gisteren stelde bij voor de lunch te gebruiken in een dorpje. Uiteindelijk werden we met een ossenkar gereden naar een dijkje waar een man ons verder door de rijstvelden loodste naar een catamaran (lees: een gammel houten staak met gaten erin die in balans wordt gehouden door een balk aan de andere kant) naar de overkant van de rivier werden gevaren. In een lemen huis met rieten dak stond de lunch gereed. Echt heerlijk, veel groentengerechten en gedroogde visjes. De vrouw des huizes liet nog zien hoe zij rijst ontdoet van het vliesje. Ik mocht het van haar ook proberen. De ebbenhouten stok was behoorlijk zwaar en waar zij met een nonchalante zwiep de stok omhoog gooide, leek ik niet hoger te komen dan een paar centimeter boven de kom. In zo’n ‘hut’ lijkt het leven overigens heel eenvoudig. Waar maak ik me eigenlijk soms druk over? Waarschijnlijk ken je dat gevoel wel.

Enfin, voor vandaag had mr. Rodrigo ook een verrassing. De oude stad en opgravingen bij Polonnaruwa liggen in een vrij uitgestrekt gebied dat uitstekend te bezoeken is met de fiets. Het kaartje van 25 dollar kregen we mee; over 3 uur zou hij ons weer ophalen. Met de wind in mijn haren fietste ik tevreden over de snelweg, aan de linkerkant hier he! Bij de toegang hield een man mij aan, ik dacht dat het de controle voor de kaartjes was en pakte mijn tas al. Het bleek echter een gids te zijn die voor een gering bedrag ons door de oude stad zou leiden. Ik probeer altijd eerst vriendelijk dat soort hulp af te wimpelen, maar vaak helpt het alleen om verder te gaan. 


Ik sprong weer op de fiets en reed door naar de echte controlepost. Daar kon ik mijn kaartje niet vinden! We besloten weer terug te gaan naar het punt waar onze chauffeur ons had afgezet, bij een winkel in houtsnijwerk. Daar besloot iedereen mij te helpen met zoeken. Ik was daar ook naar het toilet geweest dus met de eigenares ging ik terug. In de winkel werd mijn kaartje ook niet gevonden. De eigenaar bood aan mij naar het hotel te brengen zodat ik kon kijken of de kaart wellicht in de auto lag. Met een tuktuk gingen we op pad. De chauffeur, die net een dutje probeerde te doen, werd erbij gehaald zodat we in de auto konden kijken. Ook niet. Met tuktuk en auto weer terug naar de winkel waar mijn fiets stond. Er zat maar een ding op. Onze steun en toeverlaat mr.Rodrigo zou een nieuwe kaart kopen voor me. Ondertussen kregen we van het Personeel een kop thee aangeboden. Om ons heen zaten vijf nieuwsgierige oude mannen, tuk op een verzetje. Een uur later dan gepland stonden we weer voor de controlepost bij de ingang. Bij de kassa lachtten ze me uit. “Kom je uit Holland? Dan ben jij degene die haar kaart kwijt is, haha.” De man die zich eerder had aangeboden om me te gidsen, zag ik nergens. Als in een droom zag ik mij hem mijn kaart overhandigen omdat ik dacht dat hij de controleur was. Omdat ik gauw weg wilde van die opdringerige man, had ik mijn kaart niet terug gepakt. Tja, tegenover zoveel behulpzame mensen is er altijd wel een die zijn kansen benut en er niet aan denkt om die eigenwijze tante haar kaart terug te geven. 


dinsdag 20 augustus 2019

Retegoed concert Little Steven

Het grote zaallicht was nog aan in Tivoli, Utrecht, en maakte het overwegend oudere publiek zichtbaar. Ook zagen we dat het optreden van Little Steven and the Disciples of Soul niet helemaal was uitverkocht. Om stipt half negen kwam de vijftienkoppige band het podium op en dik twee-en-een-half uur later lieten deze rasmuzikanten het publiek achter: bezweet, overdonderd, geïnspireerd en verwonderd. Wat was dit goed!


Vooraf hadden we thuis nog even met behulp van Spotify geluisterd naar muziek van Little Steven. Forever en Bitter Fruit waren hits in de jaren tachtig. Behalve die twee nummers zeiden de andere titels ons weinig. Maar als het optreden niets zou zijn, konden we toch altijd eerder weggaan? In 1983 was ik naar een concert van deze band geweest, ook in Utrecht, Vredenburg, maar daar stond me niet veel meer van bij. De meesten kennen Little Steven waarschijnlijk als vast lid van de begeleidingsband (E Street Band) van Bruce Springsteen of van zijn rollen in tv-series zoals The Sopranos of Lilyhammer. Little Steven heeft echter onlangs weer een album uitgebracht: Summer of Sorcery. In een interview refereerde hij aan zijn lange loopbaan als muzikant en zei dat het vreemd was dat sommige, huidige fans nog niet waren geboren toen hij al speelde in The Stone Pony in Asbury Park (New Jersey).



De meeste leden van The Disciples of Soul zagen er uit alsof zij inderdaad sindsdien deel uitmaken van de band. De muzikaliteit en het plezier in musiceren spatten echter van het podium af. De blazerssectie van vijf man was weergaloos goed. De percussionist Anthony Almonte, een jonge vent die eruit zag als een herrezen Boney M, ging een muzikale strijd aan met de drummer die eindigde in een gelijk spel, wat mij betreft. De toetsenist (een Bob Ross-look alike, Lowell “Banana” Levinger ) deed niet voor hen onder. Dan waren er nog drie achtergrondzangeressen die behoorlijk op de voorgrond stonden en in disco-outfit met Afro-pruik voor een dynamisch ritme zorgden. Little Steven was onmiskenbaar de baas van dit swingende gezelschap. In paarse blouse met volants en zeker met drie kilo sieraden om zijn vingers, nek, heup en in z’n oren stond hij als frontman op het podium. Eén van de voordelen van het kleinschalige Tivoli is dat je de artiesten gewoon met het blote oog ziet, de mimiek en de gebaren kan zien, ongeveer zes meter voor je.



Zoals het de Disciples of Soul betaamt, speelde de band een paar nummers als een eerbetoon aan artiesten zoals Carol King, evenals enkele songs die Steve van Zandt (Miami Steve) decennia geleden had geschreven. Vroeger waren zijn liedjes politiek getint, vertelde hij aan het publiek in Tivoli. Toen was het nog nodig om je uit te spreken, je stem te laten horen. Tegenwoordig was alles politiek, daarom ging het bij hem nu vooral om de muziek. Toch kon hij niet laten om nog wat maatschappijkritische geluiden te laten horen tot groot plezier van de aanwezigen.



Maar wat overheerste was het ongelooflijk speelplezier van de band en de muzikaliteit van de leden. Na afloop stroomde het publiek met enige tegenzin naar buiten, het grote licht was weer aan en niets wees er op dat de band zou terugkeren op het podium. We houden ons maar vast aan het afscheid van Little Steven: ‘We will come back!”.

zaterdag 13 juli 2019

Met elkaar in gesprek in Canada

Op onze laatste reisdag rijden we langs de zuidkust van Nova Scotia op de 103 East. Het is zaterdag en dan is er in de meeste plaatsjes een ‘farmers market’, een markt waar mensen hun lokale producten verkopen. We besluiten die van Hubbards te bezoeken. Tientallen geparkeerde auto’s langs de weg geven aan dat de bestemming is bereikt. Hier moeten we zijn!




In een schuur staan allerhande producten uitgestald. Van gehaakte theedoeken, artistieke foto’s in lijsten van drijfhout tot zelfgemaakte limonade en onbespoten fruit. Een bejaarde man zit achter een kraam met taartjes. “Ja zeker, zelf gemaakt,” antwoordt hij me trots.


We krijgen de indruk dat ‘toute’ Hubbards hier vanmorgen aanwezig is. Op picknicktafels rondom de schuur zit men de laatste nieuwtjes uit te wisselen, zo lijkt het. Goedkoop zijn de waren overigens niet. Een bakje aardbeien kost vijf Canadese dollars, evenals een zakje blauwe bessen van een ecologische boerderij. Ze zien er klein uit.

Wij kopen een appelcarree en een taartje met rabarbar, twee koffie erbij en het is genieten geblazen. Ondertussen loopt er een saxofonist rond, die een route langs de kraampjes verkiest boven het podium waar niemand staat. Het is een drukte van jewelste, de mensen hebben het zichtbaar naar hun zin en menig kraampje wordt al opgeruimd omdat de verkoper ‘los’ is.



Wat opvalt is dat het publiek uitsluitend blank is, kan ik dat zo stellen? Deze hele vakantie hebben we trouwens geen anders-gekleurde medemens ontmoet. Waar zijn de oorspronkelijke bewoners? Heel af en toe geeft een bord langs de weg aan dat er een ‘native settlement’ is of park, maar zichtbaar zijn ze niet. Volgens een vrouw met wie we eerder in gesprek raakten, Marianne Brown, hebben de indianen in West-Canada een meer visuele cultuur, met totempalen enzo. Daarom is de oorspronkelijke bevolking aan die kant van het land wel zichtbaar. Hier in Oost-Canada is er vrij weinig van terug te vinden.

Op 1 juli vierde men op uitbundige wijze Canada Day: het was 152 jaar geleden dat het land werd gesticht. Wordt er dan volstrekt voorbijgegaan aan de rechten en het bestaan van de ‘indigenous people’ zoals de kranten deze groep omschrijven? Ik snap wel waarom er vanuit deze hoek zoveel protest is tegen de aanleg van de 1.000 km lange pijplijn dwars over hun land. Op een gegeven moment is de rek eruit, van acceptatie en begrip.

Daarom is het zo leuk nieuws in de krant dat een 16-jarig meisje op Nova Scotia een enorm succes heeft met haar vertolking van een liedje van The Beatles in de oorspronkelijke taal, Mi’kmaq, van haar voorouders. Het liedje heeft op ‘youtube’ miljoenen weergaven en tijdens een concert onlangs in Canada refereerde Paul McCartney aan haar versie van ‘Blackbird’. Deze Emma Stevens heeft samen met klasgenootjes en haar leraar het liedje opgenomen om het “international Year of Indigenous Languages’ te markeren. Zie ook dit artikel. Het doel was niet alleen aandacht vragen voor inheemse talen maar ook om uitwisseling van culturen op gang te brengen. Scholen zoals deze Eskasoni Highschool waar Emma op zit, bestaan zo’n veertig jaar; dus pas sinds de jaren tachtig is er aandacht voor de cultuur en taal van de oorspronkelijke bevolking!
https://www.youtube.com/watch?v=99-LoEkAA3w

Ondertussen blaast de saxofonist in blank Hubbards een vrolijk deuntje. Kinderen spelen met elkaar in een zandbak, waar de ouders omheen druk in gesprek zijn. Hopelijk komen de mensen hier echt met elkaar in gesprek, ongeacht hun achtergrond.

Ons vliegtuig naar multiculti Schiedam staat inmiddels gereed. De terugreis is begonnen!






vrijdag 12 juli 2019

‘In Europa zien jullie alleen die charmante Trudeau’

Met de veerboot van 07 uur vertrokken we van New Brunswick naar Nova Scotia. Bijna drie uur doet de ferry erover om de Baai van Fundy over te steken. Een geweldige plek. Gisteren waren we langs de rivier de Fundy gereden. Het was eb, als romige chocolade lag de modder metersdik langs de oevers. Het verschil tussen eb en vloed is hier op sommige punten zestien meter! In de havens liggen de boten ’s avonds netjes afgemeerd aan de kade, maar ’s ochtends zie je ze bijna hangen aan de touwen, meters lager.

Ons hotel van die nacht lag op een paar minuten afstand van de aankomstplek van de ferry en het was nog vroeg. We besloten daarop naar een stadje een half uur verderop te gaan, Annapolis Royal. Het schijnt dat de Fransen omstreeks 1600 op deze locatie aan land gingen: de eerste nederzetting in het huidige Canada. De inwoners zijn zichtbaar trots op hun geschiedenis. Hoewel het een doordeweekse dag was, werden we bij sommige panden verwelkomd door verklede personen. Het leuke is, dat ze echt in hun rol blijven. Toen ik vroeg wat de zwarte band om haar arm betekende, vertelde een vrouw dat ze in dienst is bij een loyalist (Amerikanen uit New England die na de onafhankelijkheidsoorlog trouw bleven aan Engeland en naar Canada verhuisden) en dat zij ‘blijkbaar dus ook loyalist is’.

Als we met Canadezen praten en politiek aan de orde komt, dan wordt 1 ding duidelijk: de meesten die we spreken, zijn niet gecharmeerd van hun minister-president Trudeau. Over het algemeen spreekt men vol lof over Trudeau senior maar zijn zoon komt er minder goed van af. Iemand vertelde dat hij destijds ‘alleen maar gekozen is vanwege zijn belofte drugs te legaliseren waardoor vele jonge mensen hun stem op hem hebben uitgebracht’. “Jullie in Europa zien alleen maar die charmante, jonge vent; hij lijkt heel wat, maar hij doet niets voor Canada.” Ze stipt de discussie aan die is ontstaan na een recent besluit van de regering Trudeau om een 1.000 km lange pijplijn te realiseren, goed voor de in zwaar weer verkerende olie-industrie maar de oorspronkelijke bevolking ziet de aanleg ervan over hun land als een bedreiging. Zie ook dit artikel van The Guardian.



Edelsmid Marianne Brown http://mariannebrown.ca/ lacht verontschuldigend. Zij heeft op Trudeau gestemd omdat de andere politici geen optie voor haar waren. “Let wel, ik ben niet voor Trudeau. Maar het alternatief was iemand die homofoob is, tegen abortus en tegen alle andersdenkenden.” Oorspronkelijk komt de 62-jarige Canadese uit Ontario en na een aantal jaren in Vancouver is ze naar het Oosten verhuisd omdat het daar nog enigszins betaalbaar is tegenwoordig. We geven aan dat we veel huizen te koop zien staan. Jongelui trekken naar de steden, beaamt Marianne Brown. De plattelandssteden ontvolken langzamerhand.


Het lijkt mij ook niet gemakkelijk om in deze streek te wonen. Het is er prachtig, de meeste huizen hebben een behoorlijke lap grond om zich heen, maar wat doe je in het weekeinde? En kun je ’s avonds even bij je beste vriendin een wijntje gaan drinken? Hier zijn de afstanden met de auto nauwelijks te doen, laat staan met de fiets. Ik zie er alweer naar uit om naar huis te gaan. Niks mis met Schiedam!

woensdag 10 juli 2019

Een bezoek aan Glenora distillery



Een van de overnachtingen van onze reis was bij de Glenora distillery, Mabou op Nova Scotia, en mijn verwachtingen waren hooggespannen. Op de foto’s en website (www.glenoradistillery.com) zag het allemaal fantastisch uit. Een prachtig wit gebouw, een beekje langs de distilleerderij: het zou een van de hoogtepunten van de reis moeten worden. 


Ik had de firma alvast via Insta gevolgd, wat likes gegeven en wat kruikjes ter uitwisseling in de tas meegenomen. Bij aankomst gaven we ons gelijk op voor een rondleiding. Dit gaat het worden, laat maar komen, ik ben er klaar voor.



Het vreemde is dat de rondleiding me niet écht pakte, de proeverij me niet bekoorde. Ik miste wat, ik kon er niet de vinger opleggen. Nu, na een aantal dagen terugkijkend kan ik het wat beter plaatsen.


Waren mijn verwachtingen te hoog? Het is zeker niet de eerste keer dat ik een bezoek breng aan een brouwerij/distilleerderij. Bij een bezoek aan Hertog Jan https://www.hertogjan.nl/ in Arcen vond ik wel het juiste gevoel, bij Teeling Whiskey Company https://teelingwhiskey.com/ in Dublin net zo, waarom hier dan niet? Het was mij allemaal te veel op de automatische piloot, het afdraaien van een verhaal, overigens prachtig verteld, halverwege een drankje. Je merkte dat de uitleg niet werd gedaan door degene die met bloed, zweet en tranen aan een mooi product werkt. Die zelf geroken heeft aan de gemoute gerst, de heerlijke geur van het beslag heeft opgesnoven en deze met gist heeft verrijkt. Het was het net niet. Natuurlijk stelde ik vragen die een beetje dieper gingen dan gebruikelijk en omdat men er dan niet voldoende op inging, bleef het een beetje steken. 


Na 30 minuten waren we buiten. We bleven nog even hangen maar er was verder niemand meer. Dan maar naar de proeverij in het café. Voor 42 Canadese dollars (28,50 €) 5 glaasjes met whisky. 
1. Ongelagerde ‘moutwijn’ op 70%, 
2. 15 jaar gelagerd 43% 
3. 12 jaar gelagerd op icewijnvaten 43% 
4. 23 jaar gelagerd vatsterkte 62%, 
5. 13 jaar gelagerd peated. 
Op zich mooie producten maar 70% ongelagerde ‘moutwijn’ is wel een stevige slok. Het horecapersoneel van het café gaf een opsomming van de producten (overigens mooi gepresenteerd) alstublieft, veel plezier ermee. Het pakte allemaal net niet. 

Misschien dat het voor de overige bezoekers niet opviel maar zodra presentatie, liefde voor het vak en betrokkenheid niet samenvallen, dan voelt het niet goed. De kruikjes jenever hebben we maar in de tas gelaten, die drinken we zelf wel op.