vrijdag 28 december 2012

Op zoek naar herinneringen in Tabanan


De laatste dag van onze vakantie gaan we op zoek naar herinneringen. Het hotel Puri Taman Sari hebben we niet voor niets gekozen. Hoewel het hotel zich midden tussen de sawah’s bevindt, is de ligging ervan misschien niet ideaal voor een toerist zonder vervoermiddel. Het enige dat zich binnen een straal van twee kilometer bevindt is een kampong en enkele huizen. Er is geen bus, geen angkot (busje dat als een taxi heen en weer op een route rijdt), geen bajaj of dokar (paard en wagen). Alles doen we te voet. En dat is onbegrijpelijk voor Indonesiërs die een broertje dood hebben aan lopen. Als het dan moet, sjokken ze langzaam, het hele lichaam lijkt te protesteren tegen deze vorm van beweging.

De eerste dag waren we ’s middags een stuk gaan lopen. Omdat wij de enige gasten waren, werden we nagestaard door zeker tien bedienden die altijd klaar staan om je te helpen. Na een uurtje wandelen, vonden we een aantal restaurantjes. Lekker gegeten, heerlijk zitten kletsen met een Bir Bintang erbij. Na het afrekenen bood de eigenaar aan, met wie we een tijd hadden zitten praten, om ons naar het hotel terug te brengen. Achterop de brommer. Hij kon dus maar telkens één persoon meenemen. Vrouwen gaan eerst, toch? In ons hotel aangekomen bleek iedereen in paniek. Als je een Indonesiër iets vraagt, breng je hem al gauw in verlegenheid als hij het antwoord niet weet, maar zelf vragen ze zonder enige gene je het hemd van het lijf. “Waar zijn jullie geweest?”, “Hebben jullie nou al gegeten?” en “Waar is je man?” Toen ik antwoordde dat we in het dorp wat hadden gegeten, stonden direct zo’n vijf vrouwen op. Zij begrepen dat zij die avond niet meer in actie hoefden te komen. Onze vriend Bagus belde iemand op die hij had ingeschakeld om naar ons te zoeken. “We waren bang dat jullie verdwaald waren, jullie waren zo lang weg.”

Toen we de dag erna vertelden dat we naar een stad in de buurt wilde, was Bagus onverbiddelijk. Hij zou ons rijden, tegen betaling weliswaar, maar de vele nieuwe auto’s en honderden brommers die hier rijden zijn allemaal op krediet gekocht en de lening moet wel worden afbetaald. Tabanan was ons doel. 



Op de geboorteakte van Marco’s oma stond deze plaats genoemd, geen adres, geen verdere omschrijving. We wilden toch graag zien waar oma Krimpen (zo noemden wij haar) ooit had gewoond. Tabanan ligt in het groene hart van Bali, links ten opzichte van Ubud, maar op dezelfde hoogte. De stad wordt de hoofdstad van de rijstbouw genoemd, overal zie je de bekende fraai glooiende rijstvelden hier. In het centrum hebben we rondgelopen, op zoek naar koloniale huizen, naar herinneringen. We hebben foto’s gemaakt om thuis te laten zien aan familie die heel nieuwsgierig is naar onze avonturen.

Omdat we de zoektocht nog niet wilden opgeven, reed Bagus ons naar een kerk in de hoop daar iemand te vinden die nog weet had van de Hollandse tijd. Zes militairen, zwaar bewapend, zaten voor de deur op wacht. In Indonesië is het rond Kerstmis niet makkelijk als katholiek of protestant. Een klein handje vol fanatieke moslims probeert de anderen te intimideren en van hun geloof te brengen. De soldaten zijn er om eventuele confrontaties te voorkomen. In de kerk brandden de lichtjes van de kerstboom. Niemand was er.

We gingen uiteindelijk weg uit Tabanan zonder enig spoor van Adriana Johanna Muller. Alleen de eigen herinneringen blijven, aan de pan op het comfortje op zondag (je kwam via de keuken binnen, nooit via de gewone buitendeur) de kachel met de kroketten in een schaal erbovenop en met zn allen eten aan de soto ajam met een ei.

Er is in 100 jaar natuurlijk veel ver-en herbouwd en ook de stad zelf is groter geworden. Misschien is er van het oude centrum of van de straat waar ze woonde niets meer over.
Allemaal vragen die nog niet beantwoord zijn. Ik heb in ieder geval een goede indruk gekregen hoe het leven in Indonesie is.

De zoektocht gaat verder. 

Bali is een andere wereld


Deze wereld van douwen en grauwen
Van snauwen en klauwen, van angst op krediet
Deze wereld, misschien is het de jouwe
Maar dit is mijn wereld niet


Ik heb een heel andere wereld in mijn hoofd
Een heel andere wereld
Duizend keer mooier
Waar de mensen proberen
Om het niet te verklooien
Ik heb een heel andere wereld in mijn hoofd

(De Dijk).

Na het drukke en hectische Java vliegen we met een locale luchtvaardmaatschappij naar Denpasar, Bali.
Het vliegveld is druk, met een uitbreiding van maar liefs 17 extra terminals staat het volop in de belangstelling van vooral Australische zon- en vertierzoekers. Zij zien Bali, en dan vooral Kuta als het Lloret de Mar van Bali.
Met een taxi vertrekken we naar ons laatste  hotel. Puri Taman Sari in Tabanan.

Bali is compleet anders dan Java, rustiger, geheimzinniger, je kan er de vinger niet precies op leggen maar er hangt een mystieke ‘laag’ over dit eiland en z’n bewoners.
Het merendeel is hier hindoe, een verdraagzaam geloof en dat maakt de mensen hier zachter en meegaander.
Het landschap is van een schoonheid die niet te beschrijven is, het is een optelsom van de warmte, de geluiden, het uitzicht, de geuren en de wind die langs je lichaam waait.
Als je een ideale plaats zoekt is dit eiland misschien wel het mooiste wat je kan krijgen.



Maar ook dit heeft z’n keerzijde. Het kunstenaarsdorp Ubud is uitgegroeid tot een drukke plaats waar de commercie hoogtij viert. Massagesalons, hippe cafés, Ralph Lauren hebben hier een plek gevonden. Monkey Forest Road is een drukke verkeersader geworden waar de auto’s maar langszaam omhoog kruipen met alle stank en lawaai van dien.
Alles is dan ook organic, 100% biologisch, of klimaat neutraal (zelfs fietsen!!!!).

Snel weg van dit oord dus is het devies. Hier hebben we niets te zoeken. Terug naar de rust.
Als je een wandeling door de sawah’s maakt, in alle stilte en rust en je laat alle indrukken rustig op je inwerken krijg Bali je te pakken. De verschillende offerbeelden die naast de sawah’s staan versterken het beeld van dit mystiek eiland.




Bali is ook een eiland van geluiden.

Een kleine top 5

5. De hanen die je om 4 uur al wakker maken en in koor het hoogste lied hebben, dit gaat zowat de hele dag door.

4. De honden, aangemoedigd door de hanen doen die braaf mee met het orkest. Niemand die ze tot stilte maant

3. De krekels, hoe groot ze zijn weten we niet, ze houden zich prima schuil. Ze zijn er in grote getalen. Als het bewolkt is hoor je ze amper, zodra de zon zich laat zien barst het los. Bijna oorverdovend.

2. De gekko. Er zit er een bij ons in de kamer. Even zet hij aan met een geluid dat lijkt op een vogel, daarna volgt een 3 keer hard gekko, gekko, gekko!. Geweldig geluid,wat ver draagt.

1. De bezem. Altijd, overal hoor je de bezem, eigenlijk niet meer dan een takkenbos. Het is een heerlijk onhandig ding. Er zit geen steel aan dus men veegt gebukt. Na drie keer vegen heb je al pijn in je rug.  Je veegt ook niet veel weg maar het lijkt wel of dat ook niet de bedoeling is. Men veegt hier rustig en langdurig (maar of het schoon is???).

Al deze geluiden bij elkaar maakt dat het hier eigenlijk nooit echt stil is. Te zamen met het rustig Balinees wat men hier spreekt , geen geschreeuw of hard praten, geeft het een prachtig achtergrondorkest om rustig een dutje te doen na een prachtige wandeling.


Bali is een prachtig eiland.

Een heel andere wereld
Duizend keer mooier.
Waar de mensen proberen
Om het niet te verklooien.


donderdag 27 december 2012

Een bruiloft op Bali


Al twee dagen was iedereen op de kampong bij ons hotel druk in de weer. Van bladeren van een palmboom werden versieringen gemaakt. Tientallen kleurrijke bloemstukken stonden in een rij gereed. De typische parapluutjes die je hier op Bali veel ziet, werden strategisch geplaatst. Het was duidelijk dat hier iets te vieren was.



Bagus, die hier bij het hotel werkt en er uitziet als 17 maar al 27 is, bracht ons op de hoogte. Een Russisch stel zou hier de trouwbelofte nog eens overdoen. Geheel volgens Balinese traditie en in traditionele kleding. Toen we hem vroegen naar zijn mening daarover, antwoordde hij ‘fifty-fifty’. Zijn Engels wordt elke dag dat hij hier werkt beter maar zijn zinnen zijn nu nog vooral in staccato – zoals mijn Bahasa Indonesia trouwens. Hij zou die middag overigens voortdurend bij de bruid en bruidegom in de buurt zijn om te vertellen wat er van hen verwacht werd. Zo gebaarde hij met zijn handen tegen elkaar boven zijn hoofd hoe zij de god moesten bedanken voor de welvaart op hun pad. En liet hij hen drie rondjes om de ‘priester’ heen lopen die hen had ingezegend. De Russen deden met veel plezier wat er van hen werd verlangd, maar zij wekten niet de indruk dat zij de gedachte erachter begrepen.



Een stoet van vrouwen en meisjes stelde zich op. Vitali en Elena liepen er gelukzalig glimlachend tussendoor. Zij genoten zichtbaar. Bloemblaadjes werden omhoog gegooid en een herinneringsbord overhandigd. Zes prachtig geklede vrouwen dansten voor hen. 


De tenen gekruld omhoog en de vingers ieder afzonderlijk tinkelend heen en weer. Het hoofd schokte heen en weer in toch een vloeiende beweging. In het paleis van de sultan hoorden we dat alleen maagden mogen dansen tijdens dit soort ceremonies. Dit waren inderdaad meisjes. Het haar van de danseressen was met een losse staart opgemaakt. De meer volwassen vrouwen die in de stoet meeliepen, en niet dansten, hadden allen een wrong.



Een groep muzikanten liep ook mee in de optocht als een mobiel gamelan-orkest. Bij het hotel gingen de mannen zitten, de grote gong centraal geplaatst en de gamelan-instrumenten er om heen. Het is een fascinerend geluid wat zo’n orkest maakt, de diepe geluiden vormen een solide basis terwijl de lichtere klanken er om heen lijken te fladderen. Ook nu dansten de meisjes. De dansen hebben alle een bepaalde betekenis en eren een bepaalde god, maar die informatie heb ik niet meer onthouden. 



Wij dineerden ook in het hotel die avond en na twee weken lauwe thee en mineraalwater, ontdekten we op de kaart een heuse Chardonnay. Per slot van rekening was het Tweede Kersdag!  

woensdag 26 december 2012

Kerstavond op Bali



Het is de eerste dag in Indonesië dat het niet heeft geregend. We hebben zelfs een tijdje lui bij het zwembad gezeten. Op Java zagen we nog hier en daar een kerstboom en waren de winkelcentra versierd met kerstattributen; hier op Bali merken we niets van Kerst. Wel pakken enkele mensen onze handen beet en wensen ons selamat Hari Natal.

Om een uur of half zeven vanavond gaan we op weg naar een restaurant. Buiten ontmoeten we een jonge man die in het hotel werkt, Bagus. Of we zijn huis willen zien, vraagt hij. Natuurlijk gaan we met hem mee. Het stuk grond waar hij met zijn ouders, oma, zus, broer en zijn vrouw Eki woont, is ommuurd. Eindelijk kunnen we eens binnen kijken. Tijdens wandelingen zien we veel bebouwingen binnen muren. We vroegen ons al telkens af wat er daarachter bevond. Er boven uit zien we dan een tempeltje uitsteken en overal op het terrein zie je beelden: van olifanten, garuda’s, slangen of een soort wild varken.
We stappen door de fraai versierde houten deuren die ze in de muren hebben gemetseld. Op het terrein staan verschillende huizen. Eén ervan is de tempel van de familie. Iedere familie schijnt hier een eigen tempel bij het huis te hebben. Hier zien we ook weer pilaren met gekleurd houtsnijwerk. Er is een met goud bewerkte deur. Daarachter ligt de kris die al jaren in familiebezit is. Bagus vertelt dat hij daar ook een rol papier bewaart waarop zijn geschiedenis staat geschreven.


Een stukje verderop staat een ander open ‘huis’ met twee bewerkte bedden. Daarop wordt een overledene gelegd totdat deze wordt gecremeerd. Ook vinden daar ceremonies plaats zoals het vijlen van zijn tanden. Op Bali worden de tanden van pubers gevijld om demonische kenmerken weg te nemen. Bagus zoekt in het Engels naar woorden om dit duidelijk te maken. Hij kan niet op het woord vijlen komen. Ik wijs op mijn vingers en doe het voor, zoals mijn nagels vijlen?
Trots neemt hij ons mee naar de keuken van de familie. Het is een donkere, benauwde ruimte. De wanden zijn bijna zwart van de rook. Er staan drie grote pannen op het fornuis, dat met hout wordt gestookt. Leuker vinden we het aparte huis tegenover de keuken voor de opslag van de rijst. Drie keer per jaar kunnen ze oogsten. Dan is precies de voorraad op. Tenslotte mogen we niet weg voordat we de foto’s hebben gezien van zijn verloving. Ze staan er samen prachtig op, in traditionele Balinese trouwkleding, opgemaakt en al. Hij met oorbellen in en zij met een tiara in haar haar. In het hotel kunnen gasten hun huwelijk op traditionele Balinese wijze overdoen. Morgen is er bijvoorbeeld een Russisch echtpaar dat veel geld neerlegt om hier een sarong aan te doen en met kris en al op de foto gaat. We vragen aan Bagus hoe hij daar tegenover staat. Zijn gevoelens zijn ‘fifty-fifty’, zo stelt hij. Hij is trots op zijn eiland en op de tradities en vindt het moeilijk om een wildvreemde in ‘zijn’ kleding te zien. Maar met de bedragen die dit soort ceremonies opleveren, kunnen zij ook veel doen.



Nadat we met zijn oma en moeder op de foto zijn gezet, nemen we hartelijk afscheid. Het hotel staat tussen de sawa’s, dus moeten we een paar kilometer terug naar de hoofdweg lopen voor een restaurantje. Als we om half negen weer terug zijn, komt Bagus me tegemoet met naast hem zes vrouwen die helpen in het restaurant van het hotel. “We dachten dat jullie verdwaald waren. Waar waren jullie en wil je nog eten?” Oeps. Als we ons verontschuldigen dat we niet gezegd hebben dat we ergens anders zouden eten, gaan de vrouwen elk een kant op, naar huis waarschijnlijk. Wij gaan tevreden naar ons ‘huis’ met klamboe en fraai bewerkt houtsnijwerk.


Via What’s app krijgen we berichten binnen met kerstgroeten. Dat is waar, het is Eerste Kerstdag. In gedachten zijn we bij onze kinderen die we missen. Prettige Kerst!

Opmerkelijke vrouwen


 Het leven in Indonesië is niet makkelijk voor vrouwen, zo lijkt me. We zien mannen in groepjes bij elkaar zitten, op de vreemdste plaatsen zonder enkele gene slapen of roken. Vrouwen roken hier niet, of niet zichtbaar. Zij zijn voortdurend in de weer, in en om het huis, bezig met de kinderen of aan het koken. Eten doen ze hier immers de hele dag door. Op de weg zien we vrouwen met manden vol kokosnoten op het hoofd. 



Tijdens de wandeling met Sjaak – van B & B Casablanca in Salatiga – bezoeken we een rubberplantage. Ook daar zijn de vrouwen in de weer om de bomen dusdanig in te snijden dat de latexproduktie goed op gang komt. En of het nu maandag is of zondag, de was hangt altijd buiten. En ik heb niet het idee dat een man die heeft opgehangen.

In de kraton (paleis van de sultan) Mangkunegaran in Solo krijgen we een leuke jonge vrouw als gids. Zij spreekt Engels en kan ook in Engels een passend antwoord geven als we buiten de gebruikelijke rondleiding vragen stellen. Humor heeft ze ook. Als ze in een vitrine een gouden object aanwijst en de Indonesische naam ervan noemt, vraag ik haar wat het is. Even lijkt ze van haar stuk gebracht, maar dan zegt ze breed lachend en zonder enige schroom dat het een kuisheidsgordel is. Bij een voorwerp met een lus en een soort ophouder, vertelt ze dat haar broertje die graag had willen hebben. Jongens worden rond hun 12e jaar besneden en dat voorwerp zorgde ervoor dat de jonge prinsen geen last van knellende kleding ondervonden op een pijnlijke plek. “Nu heeft mijn broer vier dagen lang met zijn hand zijn broek naar voren moeten houden.” Ze maakt en passend een dansje, schuifelend met haar voeten en ritmisch bewegend met haar handen. Als ik dat zou doen, liggen Nina en Boris alweer brullend van de lach op de grond.



Van Solo gaan we met de bus terug naar Salatiga, een rit van anderhalf uur. Tenminste, als het niet vlak voor Kerst is. Nu doen we er dik twee uur over. Staand. We hadden al een bus voorbij laten gaan en nog steeds stonden mensen rijen dik te wachten. Marco had ik al gewaarschuwd: ‘als er een bus komt, proppen we ons erin hoor, we laten ons niet kennen’. Als de bus stopt, ren ik gelijk naar voren, duw met de menigte mee iedereen de bus in die voor mij staat. Tegen de chauffeur die gas geeft, gil ik dat mijn man nog buiten staat. Gelukkig stopt de bus enkele meters verder weer en staan we zij aan zij in een overvolle bus. We raken in gesprek met mensen om ons heen. Een echtpaar vertelt trots over de kinderen die leraar en verpleegster zijn en ik laat foto’s zien. We zijn de bezienswaardigheid van de bus.



Een jonge vrouw spreekt ons aan, Infra heet ze omdat haar vader infrarood zo’n geweldige uitvinding vond. Of we al eerder Kerst hebben gevierd in een ander land. Dat we Oud en Nieuw in Berlijn hebben gevierd afgelopen jaar, lokt ook al uitroepen uit van verwondering. Ze vertelt over haar leven. Als student Engels in Yogyakarta gaat ze nu op bezoek bij familie in Semarang waar ze met elkaar het nieuwe jaar inluiden. Het klinkt zoals wij in Holland doen: wat eten, praten, af en toe televisie kijken en wachten tot middernacht. Ze zal katholiek zijn of protestants, want moslims hebben een andere kalender. Infra zou dolgraag eens in de sneeuw willen lopen, naar een ander land willen reizen of zelfs in een land zoals Nederland willen studeren. “Maar ik ga altijd terug naar Indonesië. I love my country. Als onderwijzer wil ik jonge mensen vooruit helpen. Met elkaar moeten we de Indonesische economie stimuleren zodat we het allemaal beter krijgen.”

Terug in B & B Casablanca zitten Wishti en Sjaak op ons te wachten, geïnteresseerd in onze ervaringen met de geboortestad van Marco’s vader. Wishti heeft minyak gosok voor mij gekocht, een olie die je op muggenbeten kan smeren om de jeuk te verminderen. De dag ervoor was dat mij namelijk niet gelukt in de apotheek. Ze wimpelt alle bedankjes af en vraagt wat wij de volgende ochtend willen eten. Pannenkoeken, nasi goreng of vers gebakken brood met zelfgemaakte jam? Wishti is enigszins op de achtergrond in het B & B, maar ze zorgt er wel voor dat het reilt en zeilt.


Weer zo’n opmerkelijke vrouw die dit land zo bijzonder maakt.

Wil je ook zo'n mooie reis maken naar Indonesië dan kunnen we deze eventueel voor je verzorgen.  Vluchten,  bijzondere hotels, gidsen, een op maat gesneden programma, alles is mogelijk. Neem gerust kontakt met ons via viefevijftigersoppad@gmail.com. We kunnen je dan een passende aanbieding doen.

maandag 24 december 2012

Semarang, de stad van mijn vader.


 Een van de redenen om naar Indonesie te gaan is ook om de geboortestad van mijn vader te bezoeken. Omdat Semarang groot en druk schijnt te zijn hebben we ons intrek genomen in het B&B Casablanca in Salatiga. Dit B&B is van Sjaak en zijn vrouw Wisthi. Het is heerlijk toeven bij hen, daarover later meer.

Vanuit Salatiga vertrekken we vrij vroeg naar Semarang omdat de straten herbenoemd zijn, alle Nederlandse invloeden zijn in de jaren 60-70 verdwenen. De straat van de school is veranderd van Karrenweg naar Jalan dr. Cipto. Het zal dus nog wel zoeken worden, schatten we zo in. Vanuit Salatiga is het maar een anderhalf uur met de bus naar Semarang. Deze is uitgerust met airconditioning en rijdt op regelmatig tijden (!) tussen Solo en Semarang v.v. en doet onderweg Salatiga aan. Voor 40.000 rph (3,50 euro in totaal) rijden we comfortabel de chaos in.

We hebben van mijn oom een aantal adressen gekregen waaronder één van een straat waar de familie vroeger gewoond heeft en het adres van de technische school waar mijn vader zijn opleiding heeft gevolgd.

Door de onrustige tijd waar zij in groot geworden zijn heeft mijn vader niet de kans gekregen om zijn opleiding af te maken. Hij kwam dus min of meer als ongeschoolde arbeider naar Nederland. Hijzelf  vertrok alleen vanuit Nederlands-Indië naar Nederland in 1955 als 18-jarige, mijn oom Karel (toen 16) te zamen met oom Arie (ongeveer 14) en oom William (ongeveer 11) in 1957 en mijn oma alleen in 1959. Allemaal met de boot naar Nederland waarvan de reis ongeveer 1 maand duurde.

Ik heb niet veel verhalen gehoord over die tijd in Nederlands-Indië maar als ik het vergelijk met de gesprekken die we nu voeren met de Indonesische mensen hebben ze het redelijk goed gehad hier (of moet ik daar zeggen???), een baboe (kindermeisje), een hulp in de huishouding, een opleiding en een redelijk salaris. Als ik om me heen kijk hier in Salatiga en zie de omgeving waarin ze opgegroeid zijn, lijkt het mij dat ze een onbezorgde jeugd hebben gehad.

Bij het station waar we uitstappen (even voorbij ziekenhuis Banyumanic) is het een drukte van jewelste. Alle bussen groot, klein, taxi’s, bajaj’s, dokars staan hier drie rijen dik te wachten.  Het is de laatste stop voor de rondweg van Semarang, als je in de stad wil zijn moet je hier uitstappen om snel in het centrum te kunnen komen. Al het verkeer komt hier samen. Met een dokar rijden we van hoog Semarang naar laag Semarang, de hitte neemt toe naarmate we verder dalen. Semarang is een havenstad maar van een koele zeebries is geen sprake. Het is hier druk en voor het eerst voelt de hitte benauwend. Onze eerste stop is de technische school. Het is kerstvakantie maar gelukkig is de poort nog open. We stappen de campus op en worden gelijk vriendelijk aangesproken door een mevrouw die Engels blijkt te geven op deze school. We hebben gelijk een prefecte tolk gevonden!!


We leggen uit waarvoor we komen, er wordt instemmend geknikt, nog meer mensen komen op ons af (wel even op de foto graag!) en we worden uitgenodigd om de school binnen te komen. De school is sinds de eerste openstelling in 1939 niet meer veranderd, er is alleen meer aangebouwd. We lopen dus in dezelfde gangen een rare gewaarwoording!!
Ik word er niet emotioneel van maar het doet me wel wat.

De weg naar het huis aan de  Jalan Llinggaweg is redelijk te vinden. Op loopafstand zeg maar.  Via een drukke vogeltjesmarkt lopen we langs de grachten naar de straat. Keurige huisjes die tegen overelkaar staan, een tuintje ervoor in een redelijk brede straat. We hadden begrepen dat no 11 gesloopt was. Nummer 15 is een Hollands huis, het huis daarna is een betonnen bankgebouw, nummer 11 staat keurig naast het gebouw.

Helaas mochten we niet naar binnen, maar we hebben nog in andere huizen gekeken hoe het er van binnen uitziet. Wat klein… Eerst een kamertje over de breedte van het huis, daarachter leek het wel alsof daar een aantal kleine kamers waren en de keuken zou zich buiten bevinden schatten we zo in. We maken nog een aantal foto’s van de huisjes ernaast. Ik weet niet of ik nu blij moet zijn omdat we het huis toch gevonden hebben of teleurgesteld omdat we niet naar binnen konden.  Uiteindelijk voelt het gewoon goed om er te zijn!

Dit wijkje is een mooi stukje Semarang, er staan nog veel typisch Hollandse huisjes en ik kan me makkelijk voorstellen dat mijn vader hier hollend naar huis ging om buiten te gaan spelen. Of op z’n hurken samen met z’n vriendjes de dag te bespreken.

Voor de rest is Semarang een typische werkstad, het centrum is niet echt aansprekend en alleen de chinese wijk is de moeite waard. We vertrekken snel weer naar Salatiga om daar lekker de rust en de koelte op te zoeken bij Sjaak en Wisthi. Op de waranda genieten we nog even van het eigengemaakte aperatief van Sjaak, om 9 uur is het tijd om naar bed te gaan.

Alweer een geslaagde dag!!!


donderdag 20 december 2012

Een wandeling met Sjaak

Vanmorgen een wandeling gemaakt met Sjaak, samen met Wishti de eigenaar van B & B Casablanca in Salatiga. Een nuchtere Brabander die er in slaagt zich staande te houden in het chaotische Indonesië. In de provinciestad nabij Semarang maakt hij zijn droom waar. De drie kamers in het huis zijn regelmatig verhuurd aan met name Nederlanders van wie voorouders in deze buurt hebben gewoond. Salatiga was destijds een Hollandse garnizoensstad. Er staan nog veel huizen uit die tijd. Hollandse huizen zijn herkenbaar aan de dakgoten die Indonesische huizen niet hebben en aan de ramen die aan de zijkanten scharnieren in plaats van aan de bovenkant. 


Sjaak vertelt tijdens het lopen over het leven in het Indonesië van nu. Ook wijst hij bomen aan met kruiden en vruchten waar we thuis veel geld voor betalen. Het is erg leuk om met hem langs de sawa’s te lopen, de kampong te doorkruisen. Twee keer per week maakt hij zo’n rondje in de omgeving. Als een beetje tegenwicht aan de lekkere maaltijden die Wishti maakt, zegt hij. De mensen kennen hem en vaak maakt hij even een praatje. De leraressen van de kinderopvang zwaaien vanaf vandaag ook naar hem.
Voor ons vertrek heeft oom Arie in Holland pennen, schrijfblokjes en spelletjes meegegeven en Marco en ik hebben de ‘oleh-oleh’ (presentjes) in de rugzak gedaan om weg te geven tijdens deze wandeling. Dit schooltje in de kampong lijkt ons een goede bestemming. We spreken een lerares aan en overhandigen de spulletjes. Ook vragen we of we even mogen kijken in een klas. Na de eerste verbazing krijgt de lerares er lol in. We zijn welkom in het schooltje, wel svp de schoenen uit. De kinderen – van een jaar of 3 tot 6 – zitten in een kring op de grond. Bijna alle meisjes hebben een hoofddoek om. Allen dragen kleding van dezelfde stof. Op scholen in Indonesië dragen de leerlingen uniformen en ook de kleinsten ontkomen daar niet aan. Op aanwijzing van de lerares zingen de kinderen een liedje. 


Omdat ik tientallen ogen op me gericht voel zeg vol bravoure dat ik ook een liedje zal zingen. Ik ben van plan ‘In de maneschijn’ te zingen, omdat ik dan met gebaren kan aangeven waarover ik zing (zo doen de vogels en zo doet de vis..), maar van de zenuwen zing ik ‘De maan is rond, de maan is rond, twee ogen, een neus en een kont!’ Vergezeld van alle gebaren, waarbij de tik op de bil veel hilariteit oplevert!
Gastvrij als ze allemaal zijn, staat er nog een kopje thee voor ons klaar in het kantoortje. Je snapt dat de wandeling iets uitloopt: van de geplande twee uur doen wij er uiteindelijk bijna vier uur over. Langs de voet van de berg lopen we door het landelijke gebied. Prachtig is het hier.


Net voordat de regen met bakken naar beneden komt, zijn we weer terug bij Casablanca. Wishti heeft een heerlijke lunch gemaakt voor ons Ayam Balado (met tomaat en sambal, knoflook) en groenten campur (gemengd). Mango en meloen na. Het is donderdag, half één en geheel naar Indonesisch gebruik liggen we even later te slapen.

Alles is anders


Als je naar Indonesie op vakantie gaat op de manier als wij doen een tip……vergeet je reizen door Europa. Engeland, Oostenrijk, Duitsland of Frankrijk niets kan ook maar enigszins als een vergelijking gebruikt worden van wat er hier gebeurt. Alles is anders. Je heb aan deze kant van de wereld geen enkel referentiepunt. Alle indrukken zijn nieuw en er is geen houvast, je moet het allemaal ondergaan, je kan niet anders (of je moet stil in je 4 of 5 sterren hotel met zwembad willen zitten). Zodra je een stap buiten zet kan je het wel vergeten.

De hitte. Vergelijk het maar, nadat iemand gedoucht heeft, je de badkamer binnenstapt. De hitte is benauwd en vochtig. Het went langszaam. Je hele lichaam is bezweet en voelt klam aan.
Trottoirs? Niet gezien en als ze er zijn dan  zijn er hele stukken uit of in gebruik door de kleine karretjes met etenswaar.  Je kan de trottoirs niet gebruiken je loopt dus op straat tussen het verkeer. Nu met de moesson loop je dus gewoon door de plassen. Er is geen ontkomen meer aan, als je ook nog met je slippers hier rondloopt is het helemaal raak.

Warenhuizen? Leuk hoor maar de uitstraling is er een van de goedkoopste Zeeman of Wibra. Alles posters met aanbiedingen zijn rood en geel, schreeuwerig en de tl verlichting staat op z’n felst. Het schijnt naar goed moslimgebruik ook zo te horen. We vermijden de schone en nette malls. De winkelstraten zijn druk en alles en iederen loopt door elkaar heen. De stalletjes zijn dicht op de winkel gebouwd dus je moet jezelf overal tussendoorwringen.

Autorijden? Ik ben een redelijke rijder maar wat hier gebeurt is echt ongeloofelijk. Ik denk dat wij het nog geen 5 minuten uithouden op de weg. Doe het niet, je maakt geen kans, je bent een speelbal van alles wat van de weg gebruikt maakt.
Het eten? Uitstraling is niet belangrijk. Hoe een warong/toko eruitziet en of het wel of geen banken of stoelen heeft is niet belangrijk. Het eten staat op nummer 1, de rest is bijzaak of gewoon niet aan de orde. Je eet met je (rechter)hand of als het meezit is er bestek. We hebben tot nu toe alleen in stalletjes gegeten en (nog) nergens last van gehad. Het is heel leuk om tussen de locals te eten. Eten nodigt uit tot een gesprek en de mensen zijn nieuwsgierig zonder aan te dringen. Wij zijn soms brutaler met vragen stellen. Voor 4 euro heb je een prima maaltijd en wat te drinken. Een biertje kost meer dan de maaltijd!!!
Kleding? Wit is de mode!! Alleen dan wel op je gezicht. Wij willen bruin worden; zij wit. De reclame op de tv wordt meestal door blankere Indo’s gespeeld. De posters en bill boards prijzen hun waren aan vaak met Europese modellen. Voor de rest… De Dames: De hoofddoek wordt hier met trots gedragen en in allerlei mooie kleuren vertoond. Shirt met lange mouwen, een lange broek en mooie schoenen of slippers.
De mannen: T-shirt lange of korte broek  en slippers. Thats all!!
Natuurlijk wel met een kretek sigaret…. Dat maakt het plaatje af.
Hygiëne en schoonmaken: Nooit van gehoord. Ramen zemen? Nou nee. Ze hebben wel een vegertje maar ze vegen de bladeren naar een hoek van hun terras en laten het liggen. Ze ruimen niets op. Dat het weer wegwaait naar de plek waar het lag… ach dan vegen we het morgen toch nog een keer die kant op. Geen vuilnis ophaaldienst gezien, kippen lopen op straat, overal is los asfalt. Tuintjes of een mooi bloemenperkjes voor het huis… Niet gezien. De straten zijn schoon van straatvuil, geen hondendrollen of papieren zakjes. Plastic is geld waard dus dat wordt verzameld en opgehaald. Dat niemand op het idee komt om ze eerst plat te stampen voordat ze op de vrachtwagen gaan geeft maar weer aan hoe onlogisch het land eigenlijk is.  De wagens rijden hier dus met grote zakken met plastic flessen erin.
We kijken elkaar verbaasd aan…
Inderdaad.. alles is anders hier….

dinsdag 18 december 2012

Indisch Kookles in Alamanda Bed & Breakfast


Kookles van Richie

In Yogyakarta krijgt Marco kookles van Richie in Alamanda Bed and Breakfast. Eerst moet hij een sarong om, als een echte Indische man, stelt Richie. Na drie keer oefenen heeft Marco onder de knie hoe hij de doek zo moet draperen om zijn middel dat deze niet afzakt. Het staat overigens beeldig!


 Richie laat eerst zien welke ingrediënten hij gebruikt voor de ayam sweet en sour. In verschillende bakjes zit gesneden paprika, knoflook, peterselie, wortel, ui. Ik zie Marco zijn ogen al glinsteren: hij is gek op bakjes tijdens het koken (degene die afwast is dat minder, maar dit terzijde). De rijst staat al te stomen. Het is een gerecht dat niet zoveel tijd in beslag neemt en dat heeft Richie speciaal gekozen omdat we allebei fulltime werken.


Alamanda B & B

Alamanda B & B http://facebook.com/alamandayogyakarta is trouwens een aanrader van de bovenste plank. Er zijn slechts vier kamers, maar alle zijn met oog voor detail en smaak ingericht. Er is een buitendouche, zodat je ’s avonds onder de sterrenhemel en begeleid door krekels en gekko’s kunt douchen. We hebben een veranda met een rotan bank en twee stoelen met uitzicht over de rijstvelden en als je goed naar links kijkt op de vulkaan Merapi.

De eerste avond heeft Marco hier al genietend een enorme sigaar gerookt met naast zich een glas Bintang.

Het is nu stil in de keuken. Na de aanwijzingen van Richie is Marco druk bezig. Kip snijden, bakken, de saus maken. De tafel is al gedekt in de serre beneden. De kerstboom staat met rode flikkerende lichtjes om de hoek. Het is bijna Kerstmis. Al gaat de kerst momenteel enigszins aan ons voorbij; we hebben beiden een ontzettend vredig gevoel. Het is goed zo! Selamat makan!!

Met de trein van Bandung naar Yogyakarta

Het uitzicht vanuit de trein is adembenemend. 

Rijstvelden overal om je heen, oplopend tegen de bergen op. Mensen zijn aan het werk, slaan de rijst uit de gewassen. Mistflarden hangen om de bergflanken. Waar je ook kijkt, dit is het Indonesië dat je kent van de foto’s. Vanochtend om 07 uur zijn we uit Bandung vertrokken naar Yogyakarta, een reis van zeven uur. Het is geen straf hoor. Er is veel ruimte tussen de stoelen, je kunt je voeten laten rusten op een steun en bediening komt langs met drinken en eten (nasi goreng, nasi rames, gewoon op een bord met bestek).
Jammer genoeg hebben we niet veel van Bandung kunnen zien. Omdat we uiteindelijk toch een trein later namen in Jakarta (die van 15.50 ipv 13.30 uur waar we ook kaartjes voor hadden) kwamen we pas om 19 uur aan hier. Bandung werd ooit het Parijs van het Oosten genoemd, vanwege de brede boulevards, fraaie architectuur en de lommerrijke lanen. Misschien kunnen we het een andere keer echt gaan bekijken..
In Yogya blijven we in ieder geval drie nachten, dus we hoeven niet gelijk uit te checken en kunnen onze tas enigszins uitpakken.


Ook fijn is dat we een keer de wekker niet hoeven te zetten, hoewel de oproep tot gebed van de moskee ons vanmorgen ook eerder wakker maakte.

Ruud, Marianne en Ray

In de trein hebben we een echtpaar met zoon ontmoet, Ruud, Marianne en Ray. Ze wonen in Orlanda. Destijds – in 1955 – zijn ze eerst voor zeven jaar naar Nederland gegaan maar vanwege de woningnood geëmigreerd naar Amerika. Voor het eerst komen ze terug naar hun geboorteland. Jakarta viel hen vreselijk tegen. De infrastructuur was toen heel goed en nu is het een gekrioel van auto’s, brommers en bajajs (een brommer met een bakje voor twee personen erachter). Hun zoon heeft altijd de prachtige verhalen gehoord over vroeger, de feesten, het sociale leven, de mooie huizen. Alle drie worden ze geconfronteerd met de rauwe werkelijkheid van een miljoenenstad in Azië.
Op het gezicht van Marco zie ik alleen een brede lach. Hij geniet. Gisteren had hij het – weliswaar voor de grap, maar toch – over ‘jullie in Holland’.


De drukte doet hem niks, de mensen die steeds maar weer van alles vragen, blijft hij lachend van zich afschudden. De reis die zijn vader 57 jaar geleden maakte, van Semarang naar Holland, maakt hij nu in tegengestelde richting. Gelukkig heeft hij vooraf met zijn ooms kunnen praten over vroeger, maar ik denk dat hij spijt heeft dat hij niet meer aan zijn vader kan vragen hoe het toen was.


Ik zie alles door een roze bril


Een roze bril


Waar in de verschillende sites en bladen over Indonesie afgeraden wordt om erg lang in Jakarta te blijven en zo snel mogelijk de stad te verlaten zie ik alleen maar mooie dingen.


In plaats van de chaos en de drukte van het verkeer zie ik de bajaj’s, dokar’s en brommers door en naast elkaar heen snellen als een dans, waar de stank van de goot bijna niet te harden is ruik ik de heerlijke geur van de sateh en soto die in kleine karretje of gewoon langs de kant gebakken wordt, waar armoede heerst, het leven hard en mensen bijna niet aan de kost kunnen komen ontdek ik de lach van een vrouw die met een kind op haar zij de lekkerste fruit voor je in een bakje klaarzet voor maar 40cent. Onze blikken kruisen elkaar, je ziet de blijdschap in haar ogen.


Zie ik het allemaal te mooi? Maar het gebeurt wel. Ik zie, ruik en voel het echt en het is mijn gevoel! Ik ben eerst argwanend tegenover een lach van een vreemde, een lach die niet gemaakt of nodig is maar er gewoon is. De ogen van de mensen hier zijn open en vriendelijk. Hoe meer jij je openstelt voor hun, hoe meer je terugkrijgt. Zwaai je eerst vriendelijk naar een kind, binnen notime staan zusjes, broertje, vader, moeder en oma vrolijk mee terug te zwaaien. Waarom.. geen idee maar ze doen het wel. Een hello tegen een groepje schoolkinderen is een eerste opening naar een spontaan gelach, 20 stemmen die hello in koor terugzingen en als het mee (of tegen) zit dan moet je met het hele groepje op de foto.


Het voelt goed om hier te zijn, de hitte valt ons alleszins mee en ondanks het drukke programma wat we onszelf opgelegd hebben voelen we ons niet opgejaagd of gehaast. Haast is iets wat zo-wie-zo hier niet voorkomt.  Men is met maar met een ding druk bezig…met de blackberry. Politie, student, kok,  als de blackberry gaat dan bestaat er verder niets meer.


Van mij mogen ze…… ze krijgen mij toch niet van die roze wolk af….. Ik ga Indisch  kookles volgen… Selamat makan!!!





maandag 17 december 2012

Op weg naar Indonesie 1e stop Hong Kong

Vrijdag

 

Vrijdag 18.00 uur plaatselijke tijd in Hongkong. Wij zijn nu 27 uur onderweg. Onze voeten branden, kuiten zijn stijf en de antwoorden worden korter. De moeheid slaat toe na de reis en een dag sightseeing in Hongkong. De stad is een voorbereiding op het ‘echte’ Verre Oosten: Hongkong is vrij westers georiënteerd. Het straatbeeld is netjes, geen slums hier, of in ieder geval niet in het hart van de stad. Het was heel leuk om hier rond te lopen, de Engelse invloeden nog te zien (verkeer rijdt links en aanduidingen staan ook in het Engels vermeld) en met de ferry de rivier over te varen. We wachten nu op de aansluiting naar Jakarta, waar we om 23.00 uur plaatselijke tijd aankomen. Althans, als er geen mensen onwel worden zoals op de heenreis.
Na een uur of acht vliegen, kondigde de gezagvoerder aan dat we een tussenlanding zouden maken op Chonqing (gok) omdat een passagier direct naar een ziekenhuis moest. Op het scherm voor onze neus zagen we het virtuele vliegtuigje een lus maken en weer terug vliegen. Drie uur oponthoud kostte het ons uiteindelijk. Maar voor de tienjarige jongen die met een brancard werd afgevoerd en zijn ouders was het een drama.
Daar valt ons slaapgebrek en moeheid bij in het niet!
Alle mensen die ons een goede reis hebben gewenst heel erg bedankt. Tot gauw!

Zoals gezegd na een dagje  Hongkong rustig met de metro terug naar het vliegveld . Het verbaast ons te telkens hoe moeilijk het is om eenvoudige bewegwijzering te maken. Hoe en wat voor een kaartje we nu gekocht hebben, waar we naartoe moeten open en wat het eindpunt is.. het is ons soms geheel onduidelijk. Hoe zouden toeristen onze bewegwijzering en de de kwalteit van het openbaar vervoer ervaren als ze, zeg maar, onvoorbereid vanuit Schiphol naar Schiedam met de trein willen en met het openbaar vervoer vanuit een B&B in Schiedam Noord naar Rotterdam.?? You tell me…