Ons hotel in Santander is een sprookjeshuis. Met een veranda voor de deur waar verschillende zitjes romantisch verscholen tussen de hortensia’s staan. Binnen is het een feest voor antiekliefhebbers. De wanden hangen vol met schilderijen, overal staan snuisterijen. Er is natuurlijk geen lift in zo’n klassiek pand, dat snappen we. Daarom sjouwen we de koffer drie etages naar boven zonder te zeuren. Ik verheug me op de kamer, die zijn in Spaanse hotels meestal ruim van opzet. Het blijkt de zolderkamer te zijn.
Het bed ligt onder het schuine dak. In de kamer is ongeveer anderhalve meter waar we rechtop kunnen staan en daar bevinden zich ook twee leunstoelen, een kast en de spiegel. We lopen elkaar telkens op dat kleine rechte stukje voor de voeten. Ook de badkamer is ingenieus ingericht onder een schuin dak. De spiegel boven de wasbak hangt op buikhoogte (Marco gebruikte een ander woord op aan te duiden hoe laag de spiegel hangt) en dat is niet leuk na drie dagen twee keer warm eten per dag. Maar goed, hoe lang ben je nu op je kamer in een badplaats van allure?
Tegenover het hotel bevindt zich 1 van de vele stranden die Santander heeft. Een breed zandstrand. ’s Ochtends en ’s avonds flaneren mensen in een lange sliert langs de vloedlijn, leuk om te zien! We lopen die eerste dag op een pad langs de kust naar het centrum van de stad. Voor een schijntje drinken we een pittige café con leche en eten er een lekkernij bij. Het valt op dat de consumpties naar ons op het terras worden gebracht en dat we niet hoeven af te rekenen. Tussen de winkel en het terras is een straat en we zouden heel makkelijk kunnen weggaan zonder te betalen.
Vlakbij is een voormalige markthal, de Mercado del Este, waar binnen een bijzonder mooi restaurant zit. Het is bij twaalven dus hier in Spanje helaas nog te vroeg om te gaan lunchen. Een stukje verderop zit de echte markt, de Mercado de la Esperanza, altijd bijzonder om de lokale producten te zien: tomaten zo groot als grapefruits en op de visafdeling vergapen we ons aan de volronde tonijnen. Santander is een uitgestrekte stad, met bezienswaardigheden verdeeld over verschillende plekken. We lopen uiteindelijk dik veertien kilometer die dag.
Aan het einde van de dag gaan we nog even op het strand liggen op mijn Indonesische batik doek. Marco doet een siësta en ik kijk naar de mensen om me heen. Links ligt een moeder te zonnen; ik heb haar dat volgende uur geen moment omhoog zien kijken. Dat hoefde ook niet want vader bekommerde zich om de twee kinderen. Voetballen, met een surfboard in de golven, insmeren tegen zonnebrand, een schuimkartonnen vliegtuigje zo lang mogelijk de lucht in houden. Ik bewonder zijn uithoudingsvermogen.
Rechts zit ook een echtpaar, met 1 kind maar wel met oma erbij. Het jongetje – jaar of tien - speelt een paar meter verderop in een plas zeewater. “Marco, Marco!” Wat hij verkeerd doet, snap ik niet zo goed. Maar zijn vader roept hem nog een keer en valt behoorlijk uit tegen het kind dat – vind ik – toch tamelijk snel op een baddoekje gaat zitten bij oma. De vader loopt rondjes voor zijn gezin en schopt telkens hopen zand voor zich uit. Elk rondje weer begint hij te foeteren. Na vijf minuten wil ik bijna roepen dat hij zijn mond eens een keer moet houden, tjeetje, blijft hij nou aan de gang? Moeder droogt de tranen van de wang van haar zoon, wat vader nog kwader lijkt te maken. Hij roept iets met ‘a la casa!’ en propt woedend de strandlakens in een tas. Ondertussen heeft moeder het kind opgetild terwijl vader er omheen draait. Als hij een gemene tik uitdeelt, krijgt hij met mij te maken, bedenk ik maar gelukkig houdt hij zich in. Hij loopt naar de vloedlijn en laat zich een tijd niet zien. Ik denk dat hij zich zeker twintig minuten heeft lopen opwinden en waarvoor? Later gaat hij mokkend op een baddoek zitten. De jongen, die de hele tijd stilletjes heeft gezeten, waagt het om weer even in de plas water te gaan spelen. Ik vind hem eenzaam, zoals hij kluitjes zand op een hoop gooit. Ga met het kind het water in, spring over de golven, geniet van de dag, chagrijnige man. Maar ja, ik veroordeel iemand terwijl ik niet weet wat er met hem of met het kind aan de hand is. Wat dat betreft kan ik van de Spanjaarden leren, althans volgens de schrijver Steven Adolf. In het boek ‘Spanje achter de schermen’ concludeert hij dat Spanjaarden tolerante mensen zijn. Ik blijf nog maar even!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten