Onze volgende bestemming is Cangas de Onis, een plaatsje dat tegen het nationaal park Picos de Europa aanschurkt. Het is zo’n prachtig gebied dat we er nog enkele dagen willen blijven, al is het dan aan de andere kant. Dat we nu een week weg zijn en pakweg slechts 200 kilometer verwijderd van ons startpunt Bilbao, maakt ons niet uit. Naar Cangas de Onis kunnen via de noordkant van het park rijden, 104 kilometer in twee uur of via de zuidkant een route volgen die iets langer is, 150 kilometer, waar we ruim drie uur voor moeten uittrekken. Daar is ook de bergweg Desfiladero de los Beyos, waarvan De Groene Reisgids stelt dat dit ‘een bergengte is met duizelingwekkende steile wanden waar de rivier de Sella doorheen stroomt’. Je begrijpt al waar Marco voor kiest.
Als we wegrijden uit Fuente dé kijken we even omhoog. Naar de piek van de berg waar we gisteren vanuit het dal naar toe zijn gelopen. Een lezer merkte op dat het nogal dom was om onvoorbereid te gaan wandelen. We hadden ons echter terdege voorbereid; hooguit zijn we eigenwijs. Eerst waren we naar de kiosk van het nationaal park gegaan voor informatie. Daar kregen we een kaart mee van het gebied met de route erop. De gids gaf aan dat de wolken na het middaguur zouden wegtrekken en dat er boven op de berg goed zicht zou zijn. Als er een route is vanaf de kabelbaan naar het dal, dan kun je die ook andersom lopen, toch? Gisteren waren onze ledematen stram na vijf uur bergopwaarts lopen, maar vanmorgen was ik trots op mijn lijf dat gewoon functioneerde. Wat kan een mens toch veel!
Bij Potes slaan we dus rechtsaf, zuidwaarts. Daar begint de weg al te kronkelen. Het is een smalle tweebaansweg waar af en toe een paar huizen langs staan. Bij het gehucht La Vega staat een oude vrouw langs de kant van de weg. Zij zwaait zachtjes met een rood vlaggetje. Het lijkt wel alsof de stok met vlag te zwaar is voor het broze mensje, dat gebogen over de weg hangt. Wanneer we de bocht om zijn, snappen we waarvoor ze waarschuwt. Een boer – haar man? – probeert zijn drie koeien over de weg naar een volgende wei te krijgen.
Na tachtig kilometer rijden en dik twee uur verder bereiken we het meer bij Riano. Het ziet er prachtig uit, zo ingeklemd tussen de bergen: straalblauw en geen golf op het water te zien. Het verbaast ons dat er geen recreatieve voorzieningen zijn bij het meer. Bij ons zou er een zeilschool zijn, een stuk meer afgezet met kurken en een steiger, wat restaurantjes. Alleen het dorpje Riano bevindt zich aan het meer en dan nog tientallen meters hoger dan het waterpeil. We drinken op het dorpsplein een kopje koffie en maken ons op voor de rit door de bergengte, die 1 van de mooiste van Europa zou zijn (ook weer volgens De Groene Reisgids).
Eerst pakken we nog een stuk Picos de Europa mee: van Puerto del Ponton (1280 m) langs Oseja de Sajambre waar een uitkijkpunt is met zicht op het begin van de bergengte. Soms is het weggedeelte zo smal en hangt de berg enigszins over het wegdek heen, dat ik bang ben dat we een zijspiegel kwijtraken. Aan beide kanten doemen bergen naast ons op. Gelukkig is het niet druk op de weg. Ik dacht dat de weg van Labuan Bajo naar Ruteng op het Indonesische eiland Flores veel bochten kende, maar de N625 wint het daarvan. Bovendien verzuchten we om iedere bocht hier hoe mooi het is.
In de middag arriveren in Cangas de Onis. Ons hotel bevindt zich aan een stijgende weg (slik), net even buiten het centrum. We zetten onze bagage in de kamer en trekken er weer op uit. Sandalen aan, flesje water mee, zonnecrème op mijn neus want inmiddels is het 35 graden. Eerst langs het toeristenbureau voor informatie over wandelingen. Want de Picos de Europa zijn dichtbij!
Tjonge wat een avonturen weer! Ik schrijf alle plaatsjes op want waarschijnlijk volgen we zo'n beetje dezelfde route in augustus. Ben benieuwd naar de rest van jullie reis. Veel plezier en doe voorzichtig hoor! Xxx
BeantwoordenVerwijderen