donderdag 17 november 2022

Bu Batik VI

Na twee enerverende dagen hadden we woensdag zowaar een vrije dag waarin we gewoon toerist in Ruteng konden zijn. Vanuit de reisorganisatie Go Indo van dochter en schoonzoon was een fietstocht georganiseerd. We konden kiezen om twee of vier uur te gaan fietsen. Ruteng ligt in een heuvelachtig gebied en we vreesden de vele steile wegen omhoog. Sinds de fietstocht weet ik trouwens dat je een steile weg naar beneden ook niet moet onderschatten, mijn hemel wat is dat eng. Onze fietsinstructeur die dag was Yogi. Hij was ook op de bruiloft, in een net pak. Ik herkende hem nauwelijks die ochtend. Helemaal in stijl had hij een origineel fietsshirt aangetrokken. Met helm op, lange mouwen en zwarte handschoenen zag hij er uit alsof hij aan de Tour de France voor mountainbikers meedeed.


Eerst kregen we instructies over de werking van de verschillende versnellingen die een mountainbike heeft. De zon scheen, het was nog redelijk koel zo vroeg in de ochtend, dus we gingen snel op pad. Het is heel leuk om een onbekende stad op de fiets te verkennen. Je kijkt toch anders om je heen, dan wanneer je in een auto zit. Dat heb je lopend ook, alleen kom je met een fiets natuurlijk veel verder. De zus en één van de drie broers van de bruidegom gingen ook mee op deze excursie. Volgens mij was het de eerste keer dat ze op een fiets zaten.

Al eerder heb ik geschreven over het verkeer in Indonesië: dat het een soort symbiotisch, vloeiend geheel lijkt. Als een verkeersdeelnemer van rechts komt, wijken de anderen op die route allemaal een beetje naar links, zodat de ander kan invoegen. Mensen blijven niet stug op de eigen baan rijden omdat ze daartoe recht hebben, maar iedereen houdt een beetje rekening met elkaar. Daar kun je met verwondering vanaf de stoep naar kijken maar er deel van uit maken en dan nog wel kwetsbaar op een fiets, is andere koek.

De steile wegen waren een andere uitdaging. Het bleek ook niet gemakkelijk om op een vreemde fiets de versnellingen goed te gebruiken. Het is heel vervelend als je met je klim naar boven bezig bent en je gaat per ongeluk in een zware versnelling, weet ik nu. En het verkeer rijdt aan de linkerkant! Kortom, het was hartstikke leuk en de omgeving was ongelooflijk mooi. In reisgidsen staat vermeld dat de omgeving rondom Ruteng tot de mooiste van Flores behoort en dat verbaast me niets. Net buiten de stad rij je een weelderige groene omgeving in. Bananenbomen, bamboebossen en rijstvelden zo ver het oog reikt. De bergen en een vulkaan zijn een prachtig decor.



Na bijna drie uur fietsen, waarbij we af en toe stopten bij een uitkijkpunt of om even de dorst te lessen, zat de excursie erop en leverden we de mountainbikes in. Voor nog geen honderd euro in totaal hadden we met zijn zevenen een topochtend. Op de veranda van het huis waar we die ochtend waren gestart, kregen we thee met heerlijke snacks aangeboden. Een soort sigaar waarin banaan met chocolade verwerkt was, een koek van kacang hijau (een soort groene boon) en een cakeje met kokos en banaan, verpakt in een palmblad.

We konden van de inspanning die ochtend allemaal geen pap meer zeggen maar toen er een oom bij ons kwam zitten met een gitaar, zongen we allen uit volle borst mee. Ondertussen kwam de moesson met bakken uit de hemel. Het was als een scene uit een film. Een nicht van de bruidegom verraste met een geweldige stem en ik galmde de refreinen mee. Moest ik morgen echt alweer weg?





Bu Batik V

Zo zie je je kind nog rennen met de vlechten telkens omhoog wippend en zo staat er een prachtige vrouw in een trouwjurk voor je. Deze dagen denk ik vaak aan mijn moeder. Nu heb ik een idee wat zij moet hebben doorgemaakt met haar kinderen. Als je het huis uit bent, en op een gegeven moment zelf moeder bent geworden, denk je dat je een andere band met je moeder hebt gekregen. Op een meer gelijkwaardig niveau. Je voelt je geen kind meer. Als moeder zie je je kind natuurlijk opgroeien als volwassene maar het blijft altijd jouw kind. Zolang het goed gaat, is alles in orde. Maar op het moment dat er problemen zijn, beginnen die zorgklieren weer te werken. 



Niet dat ik er in Indonesië last van heb. De bruiloft was prachtig. Ik ben blij dat ik er bij kon zijn. Bovendien heb ik alle vertrouwen in het kersverse paar dat zo ambitieus is qua toekomstplannen. Samen een reisorganisatie beginnen op Flores, een hotel/homestay opbouwen vanaf ‘scratch’. Eerst moeten ze nog een eigen onderkomen zien te vinden. In Ruteng verblijven ze vooralsnog bij (schoon)moeder in huis. Net zoals een aantal anderen. Het is een beetje zoete inval daar. Dochter met man en kinderen zijn er regelmatig, een zoon van een overleden vriend is verwelkomd en een simpele man die elders vaak wordt weggejaagd, vindt hier een vriendelijk thuis. 

Het leven in een kampong heeft voordelen. Je bent er nooit eenzaam, er is altijd hulp voor klusjes of extra handjes, de gemeenschapszin is groot, iedereen helpt elkaar. Toen ik in de buurt van het huis een fles water ging kopen bij een winkeltje aan huis (zo verdienen ze wat bij), werd ik gelijk gefeliciteerd. Ik moest de moeder van de bruid zijn. Waar kwam ik vandaan en hoe lang zou ik blijven? Mensen weten zo alles van elkaar. Ik vind het zo knap van mijn dochter dat ze kiest voor een man in een ver land. Ze kiest dan ook voor het leven daar. 

Ik zie hier op Flores mensen heel eenvoudig leven. Ze leven. Op de veranda’s zie je vaak veel mensen bij elkaar zitten, de tijd doorkomen, op de best mogelijke manier. Iedereen komt bij elkaar over de vloer. Het valt me op dat ze hier geen ‘dag’ zeggen als ze weggaan. Dan zit je met elkaar te praten en op een bepaald moment staat iemand op en even later zie je diegene op de scooter wegrijden. Zonder iets te zeggen. Na dit een paar dagen te hebben geobserveerd, denk ik dat mensen niets zeggen omdat ze toch binnen niet al te lange tijd weer terug zijn. Even later komt diegene met iemand, die ergens moest worden opgehaald, achterop de scooter aan of met een tasje vol boodschappen aan het stuur. Anders blijven ze de hele tijd ‘hallo’ en ‘dag’ zeggen natuurlijk. Als ik langs een vriendin ga, heb ik haar vaak enkele weken niet gezien. Natuurlijk neem ik dan goed afscheid want misschien duurt het wel weer even. Ik ga in ieder geval niet gelijk ’s avonds weer terug. 



De moeder van de bruidegom verzekerde me vanmorgen dat ze goed voor mijn dochter zou zorgen. “Ik heb niet veel om te geven. Behalve mijn liefde.” Ik ga met een gerust hart weer terug naar Nederland.

Bu Batik IV

Na wederom een vrijwel slapeloze nacht ging de wekker om vijf uur. Om 06.15 uur zou een familielid met auto ons ophalen en naar een salon brengen. De bruid, getuige en moeders konden daar hun haar laten opsteken en zich laten opmaken. We dachten in het klooster nog een kop thee te kunnen drinken en iets te kunnen eten voordat we weg moesten. Maar hoewel je hier vanaf 06 uur zou kunnen eten, was er in geen velden of wegen een non te bekennen. De eetzaal zag er leeg en sober uit.  

I

n de salon kregen we gelukkig een bord nasi (lees: witte rijst) met een gebakken eitje en thee aangeboden. Behalve de kapper waren er enkele andere dames in de zaak die het hele proces nauwlettend volgden. De kledingkeuze van de bruid werd volop becommentarieerd. De kapper vond de lichtblauwe strapless jurk duidelijk geen trouwjurk en kwam met alternatieven aan. Telkens weer toverde hij een witte jurk tevoorschijn met kanten sleep. Bij mij probeerde hij steun te vinden in de hoop dat de moeder van de bruid waarschijnlijk ook een traditionele trouwjurk voor haar dochter zou kiezen (haha). De jongere vrouwen in de salon knikten telkens achter zijn rug ‘nee’ tegen de bruid, hoorde ik later, zij waren het eens met haar keus. Ook oorbellen, diademen, kettingen en boeketten – er was er zelfs één van stro! – werden vriendelijk afgewezen. Het haar werd kunstig opgestoken en als zoenoffer naar de kapper toe, kon hij een crème kanten sluier in het haar bevestigen. Dat kwam goed uit want de achterkant van de jurk had een split tot aan haar dijen. Ik weet niet of de romo, de pastoor, dat goed zou keuren. Gelukkig viel de sluier prachtig over de split heen.

Om acht uur stond de auto gereed die ons naar de kerk zou brengen. We waren zowaar mooi op tijd. De kerk was feestelijk versierd met bloemen. De eerste banken zaten al vol met familie, kennissen en vrienden. Vanuit Nederland waren we met z’n drieën. Voor de pastoor was het een goed teken dat ook de vader én de moeder erbij waren: dan was het duidelijk dat wij het huwelijk goedkeurden. Met de pastoor voorop liep het bruidspaar de kerk in. Direct gevolgd door de getuigen, de moeder en een oom van de bruidegom en de ouders van de bruid. Een koor van ongeveer vijftien mensen zong een prachtig welkomstlied. Tijdens de generale repetitie hadden we een boekje gekregen met alle teksten erin. De pastoor schmierde volgens mij behoorlijk want ik zag iedereen regelmatig door het boekje bladeren omdat zijn tekst niet te vinden was.


Op een zeker moment moesten de ouders hun zegen geven aan de bruid en bruidegom en daarbij een Indonesische tekst opzeggen. Eerder hadden we een mand gekregen met geschenkjes voor de kerk, zoals snoepjes, maar trouwens ook een mand met bloemkool en broccoli. Met die mand in onze hand én het boekje met de tekst, kreeg ik ook nog eens een microfoon in mijn hand geduwd. Vooraf had ik aan de moeder van de bruidegom gevraagd of ze de tekst niet zo snel wilde oplezen, zodat wij Nederlanders goed konden meekomen. Dat lukte prima! We moesten een paar rituelen uitvoeren en het was ons op het hart gedrukt dat we daarbij iedere keer moesten buigen als we langs het altaar kwamen. Er is een heel leuke foto – vind ik – waarbij ik samen met vader een buiging maak terwijl we intussen de mand rechtop proberen te houden.


Al met al duurde de ceremonie ruim twee uur. Daarna nam het maken van de foto’s bijna evenveel tijd in beslag. Iedereen wil namelijk met iedereen op de foto. Ik kreeg veel complimentjes over mijn sarong en kanten blouse. Zelfs de romo schudde mijn hand en was alleraardigst. Misschien dacht hij nog een zieltje te winnen. Ik ben apetrots op mijn dochter, de bruid. Alle teksten zei ze moeiteloos op in het Indonesisch en ze zag er prachtig uit. De bruidegom ook trouwens, eerlijk is eerlijk.

Om over tienen stonden we weer buiten. Pff, de dag moest nog beginnen en ik was al doodop. Nu zou het feest in het ouderlijk huis van de bruidegom beginnen. Ik had daar eerder eens Kerst gevierd met Marco, lees het verhaal er nog maar eens op na (december 2019). Het is een eenvoudig huis van hout met een golfplaten dak, een vloer van aangestampte leem en met een toilet – voetstapjes - waarbij je met behulp van een pannetje water moet doorspoelen. Mannen roken (vrouwen roken hier over het algemeen niet) hier ook gewoon nog binnenshuis. Ik zag er tegenop om daar van ’s ochtends af in een vol huis te zitten. Samen met vader en vriendin besloten we ergens eerst koffie te gaan drinken. Even op adem komen en even alleen Nederlands praten. Het was heel prettig al was het ook vaak confronterend. We waren nu weer vader en moeder alsof er niets was gebeurd. Niemand vroeg hoe het nu precies in elkaar zat; dan speelt toch de verlegen natuur van de Indonesiër een rol, denk ik. 



Inmiddels was het feest in volle gang. In de tuin, voor de veranda, was een tent gemaakt. Binnen waren tientallen plastic stoelen op een rij gezet. “Waar waren jullie? We zijn al aan het eten”, waarna we een bord en een lepel kregen. De moeder van de bruidegom had witte rijst gemaakt, een tempé-gerecht, een groentegerecht met cassavebladeren dat enigszins bitter smaakte en er waren tien kippen geslacht en gebakken. In de loop van de dag zou ik de gasten regelmatig zien opscheppen: eten gaat hier de hele dag door. 



Tijdens het regenseizoen is het gebruikelijk dat mensen na het eten een dutje doen. Meestal begint het rond een uur of één met regenen en het komt dan echt met bakken uit de hemel. Je kunt niet veel anders doen. Veel gasten gingen na het eten dan ook naar huis. Wij ook. Ik had echter gezegd dat ik terug zou komen om te helpen opruimen. De familie wuifde dat voornemen weg maar mijn stelling dat ‘de moeder van de bruidegom hier aan het opruimen was en dus ook de moeder van de bruid’ bracht instemmend gemompel teweeg. In het klooster verwisselde ik de sarong voor een spijkerbroek en shirt en ik ging op weg terug. 

Na twee dagen voortdurend in het gezelschap van ex, nieuwe vriendin, af en toe gestreste bruid en gefocuste bruidegom, tientallen aangetrouwde familieleden, ceremonies en rituelen was ik eindelijk alleen op pad. Ik hield een brommer-taxi aan. Ik had wel geen exact adres maar ik wist de naam van de kampong en dat de straat vlakbij het openbare ziekenhuis was. De mensen hier zijn zo flexibel he. De man verblikte of verbloosde niet bij de summiere omschrijving. Voor tienduizend roepia (63 cent) kon ik achterop. Op mijn vraag of hij het erg vond dat ik hem beethield, haalde hij zijn schouders op. In de buurt die ik noemde, vroeg hij aan een voorbijganger of hij wist waar het huwelijksfeest was. Een voorbij rijdende vrachtwagenchauffeur hing uit het raam, hoorde de vraag en wees naar rechts. Inderdaad, even later zag ik al het blauwe zeil van de tent voor het huis. 



Natuurlijk hoefde ik daar niets te doen. Ik ging zitten in de kamer met een aantal vrouwen. Mijn staccato-bahasa kwam goed van pas. Al gauw kwamen er ook enkele mannen bij. Iedereen vond het erg gezellig dat een buitenlander op bezoek was. We spraken over Nederland, over Indonesië, Nederlands-Indië en over politiek. Opeens merkte ik dat moeder van de bruidegom naar de keuken was gegaan. Toch maar even kijken. Enkele vrouwen zaten in hurkzit – hoe houden ze dat vol? – stapels borden te drogen. Ik pakte een theedoek en begon met de eerste van pakweg tweehonderd lepels die ik daarna zou droogmaken. En daarna glazen, pannen, nog meer borden en dienbladen. 



Aan het einde van de dag reed ik achterop bij de bruidegom, nu schoonzoon, terug naar het nonnenklooster. Snel een douche, iets netjes aan en uit eten met de Indonesische schoonfamilie. De dag zat er bijna op. 

   

 

 


maandag 14 november 2022

Bu Batik III

Na een onrustige nacht zaten we om zeven uur aan het ontbijt. Een nadeel van logeren in het klooster is dat je van zes uur tot hooguit half acht kunt eten. Een non bracht ons witte boterhammen, wat jam en een gebakken ei. Aan een andere tafel zat een Duits echtpaar, vergezeld van een (Indonesische) gids. Wat me vaak opvalt op verre reizen is dat je altijd door alle ‘locals’ wordt begroet, maar dat toeristen je straal negeren. Ook vanmorgen weer: bij het binnengaan van de eetkamer begroette ik de andere gasten maar alleen de gids antwoordde me. 



Vanochtend moesten het bruidspaar, de getuigen (een oom en tante van de bruidegom) en de ouders om negen uur in de kerk zijn voor een doorloop van de bruiloft. De pastoor, romo, ontving ons. Met autoriteit liep hij door zijn kerk en jaagde eerst enkele toeristen eruit. De vrouw droeg een topje en de man een korte broek; volgens de pastoor getuigde de schaarse kleding niet van respect. Streng vroeg hij aan ons of dat familie was. Gelukkig zagen wij er allen netjes uit en ging de frons boven het hoofd van de pastoor enigszins weg.

Er is een boekwerkje gemaakt voor de bruiloft waarin de tekst staat die iedereen op zijn of haar beurt moet zeggen. Ik geloof dat het ruim twintig pagina’s telde, dus dat duurt wel even morgen! Eerst werd bij het bruidspaar afzonderlijk de biecht afgenomen. Na wat weesgegroetjes werd de plaats voor het altaar ingenomen. De pastoor nam afscheid en een hulppastoor nam zijn plek in. Daarna begon een soort bewegingsritueel waarbij de ouders dan links van het bruidspaar, dan rechts of voor het paar moesten gaan staan. Ik hoop maar dat ik het morgen allemaal nog weet. Wat ik vooral moet onthouden, is dat ik niks mag zeggen. Nu fluisterde ik iets maar werd gelijk door de hulppastoor gemaand stil te zijn. 

Het was heel bijzonder om het stel zo op elkaar gefocust te zien, ze willen het goed doen. Het is natuurlijk ook een serieuze aangelegenheid, al is dit een pré-wedding. De gebeden in het Indonesisch werden vloeiend uit het hoofd opgezegd. Trots! Na afloop liet de pastoor zich nog even zien. Hij maande ons de volgende dag een half uur vroeger aanwezig te zijn. Meestal begint het hier in de loop van de ochtend te regenen. Dan is de kans groter dat de gasten droog thuis komen. Het is in dit deel van Indonesië, waar het naarmate je meer naar het Oosten gaat ontegenzeggelijk armer wordt, namelijk niet gebruikelijk dat iedereen een auto ter beschikking heeft. Voor vandaag was er ook een auto gehuurd om de buitenlandse gasten op te halen. De Indonesische kant van het stel was zelfs naar de kerk gelopen, geloof ik. 



De pastoor adviseerde me nog om morgen niet te huilen. “Het is een bruiloft, dat is geen reden om een traan te laten.” Waarschijnlijk zag hij dat de tranen me nu al hoog zaten. Ik beloof niets.   


Bu Batik II

Het schema voor de komende dagen is er. Een ambitieus schema vooral omdat iedereen elke dag om negen uur ergens moet zijn. Gelukkig slaap ik in het klooster bij de nonnen, dus dan ben je ’s ochtends vroeg wel wakker. Vanmorgen viel het me op dat de Imam van de moskee aan de overkant op hetzelfde tijdstip met zijn gebed begon als de zusters met een lied. Blijkbaar is dat tijdstip van een gebed niet zo maar gekozen. Je hoort het al, ik ben een agnost en heb geen weet van dit soort religieuze gebruiken. 


Gisteravond viel ik bijna om van de slaap na meer dan dertig uur wakker te zijn. In het vliegtuig was ik alleen op de vlucht naar Labuan Bajo tien minuten in slaap gevallen. Bij het vliegveld werd ik opgehaald door chauffeur Buddi die mij samen met Nina’s vader en zijn vriendin naar Ruteng zou brengen. Gezellig toch vier uur lang met je ex en zijn nieuwe vriendin in één auto zitten. Maar het werd niet de ‘Slag om Ruteng’, zoals een vriendin later voorzichtig vroeg. Wel ben ik de hele weg van het vliegveld Labuan Bajo naar Ruteng misselijk geweest. We hadden elkaar lang niet gezien en zaten nieuwtjes uit te wisselen. Daarbij zat ik veelal omgedraaid op mijn stoel, gericht naar de achterbank waar de anderen zaten. Totdat ik heel draaierig werd en mijn maag begon op te spelen. Overigens reden Faldy’s broer Pio en een vriend ook mee. In Indonesië is het zo dat als iemand een auto en chauffeur heeft geregeld, lees gehuurd, er altijd ook kennissen van de chauffeur opduiken die vragen of ze mee mogen rijden.



Na ruim drie uur rijden zagen we van verre de lichtjes oplichten in de heuvels rondom Ruteng. Het is een middelgrote stad met nauwelijks hoogbouw, wel met een ziekenhuis en een universiteit. Het was fijn dat we er voor zeven uur arriveerden want de zon was al ondergegaan en de wegen zijn hier niet verlicht. Het zijn smalle tweebaanswegen met voortdurend bochten zodat je een tegenligger moeilijk ziet aankomen. We waren allemaal blij dat we om half zeven de poort met opschrift ‘Selamat datang’ onderdoor reden. 

Chauffeur Buddi reed ons direct naar restaurant Agape, één van de drie toeristenrestaurants in Ruteng. Daar zaten Nina, Faldy, zijn broertje Akri en zijn moeder op ons te wachten. Het was superfijn hen weer te zien. Nina en Faldy zien er beiden ontspannen uit, al zegt Faldy wel nerveus te zijn voor de grote dag. Ik vond het ook fijn een groentensoep met een kop thee naar binnen te werken; dat hielp wel voor die draaierige buik. 


Na de maaltijd schreef Faldy zijn schema voor de komende drie dagen op de achterkant van mijn vliegticket. Maandagmorgen om 9 uur moet iedereen zich in de kathedraal melden. Dan is de doorloop van de bruiloft. Even oefenen voor morgen. We gaan het zien! 

 


zondag 13 november 2022

Bu Batik

Sophia Corona is deze week Batik Bu. Zaterdag ben ik vertrokken naar Indonesië voor zes dagen; mijn workations in Florence duurden vaak langer. Maar als je moet kiezen tussen niet gaan of maar voor zes dagen, lijkt het antwoord me simpel. Bovendien ga ik Nina en Faldy bezoeken op Flores. Ze zullen het niet fijn vinden dat ik het verklap: ze gaan trouwen! En hou een moeder maar eens tegen als haar dochter gaat trouwen. 

In Indonesië is het verplicht om eerst een trouwbelofte af te leggen voor je geloof, dus in een kerk,
tempel of moskee. Daarna kun je pas wettelijk huwen. Dinsdag aanstaande trouwen ze in de
kathedraal van Ruteng. Dit is voor hen dus hun ‘promise wedding’. In 2024 vieren ze hun bruiloft met
alle toeters en bellen. Vrienden en familie, wees gerust, de uitnodiging komt op tijd.
Ruteng is een plaats zo groot als Schiedam. Ruteng is de plaats waar Faldy’s familie woont, ongeveer
vier uur rijden met de auto vanaf Labuan Bajo. Op een reis met vriendin Susan op Flores reden we die weg ook met gids
Rino – ik kan hem hartelijk aanbevelen, zie Instagram flores.rinolelo, als je een chauffeur en/of gids
zoekt. Na een dag rijden, slalommend om de bergen, vroeg hij met een vette glimlach of we enig idee
hadden hoeveel bochten we die dag hadden gemaakt. We hebben echt serieus nog even in
gedachten zitten tellen en deden uiteindelijk maar een gok: ‘Driehonderd en twintig?’. ‘Nee, één
linker bocht en een rechter bocht’, schaterde Rino..



Dus even voor de goede orde, na een vlucht Amsterdam – Jakarta, een vlucht Jakarta – Labuan Bajo van dik drie uur, zit ik vanmiddag dus ook nog vier uur in een auto. Ruteng ligt oostelijk ten opzichte van de toeristenplaats Labuan Bajo, in de provincie Manggarai. Omdat de stad in de bergen ligt, is het daar koeler dan aan de kust. Ik was gewaarschuwd door Nina om warme kleding mee te nemen voor de koude avonden. Dat heeft ze zo vaak gezegd dat ik in het vliegtuig besefte dat ik alleen maar lange broeken en shirts met lange mouwen heb meegenomen in plaats van tropenkleding!



In Ruteng slaap ik in het nonnenklooster. De kamers zijn zoals je verwacht van een klooster, sober met alleen een kruis aan de muur. Nina zou de komende nachten ook daar slapen. Ik verheug me op de avonden daar wanneer ik alleen met mijn dochter kan praten. Fijn! Ik zal ook blij zijn als ik mijn koffer kan legen in Ruteng. Die zit vol met spullen voor Nina en Faldy, variërend van kleding tot een fles limoncello en damesverzorging, zal ik maar zeggen. 



Wel, ik ga eens kijken of het vliegtuig naar Labuan Bajo al toegankelijk is voor de passagiers. Selamat siang! 


donderdag 22 september 2022

Terima Kasih Pa……… Pa?

Indonesiërs zijn zeer beleefd. Iedereen wordt hier formeel aangesproken, en dan speciaal de (wat) ouderen.  Bapak (vader) gebruiken ze hier bijvoorbeeld voor de wat oudere man. Men kort het af tot Pa(k). De ‘k’ slikken ze meestal in. Dus de hele dag bedank je een oudere man met terima kasih Pa. Pa… hier in Indonesië heeft dat woord voor mij toch wat meer lading. 

Links is overgrootvader Müller met snor en daarnaast staat zijn dochter, mijn oma en de anderen zijn oud-ooms en tantes. Rechts een oudere zus van mijn oma.



Ik voel de aanwezigheid van mijn vader hier op een vreemde manier. Ik herken hem in oudere mannen, het maakt niet uit waar of wat ze doen. Of het nu de tuinman is in het resort op Bali of de man slapend op een rieten matje op de markt van Yogyakarta, ze geven mij een vertrouwd gevoel. Is het de vriendelijke knik, het beleefd groeten, het stapje opzij dat ze doen zodat ik erlangs kan; al deze kleine gebaren die ik vervolgens bedank met de zin ‘terima kasih Pa’. Het lijkt wel alsof dit bedankje verder gaat dan naar deze man alleen. Misschien bedank ik op deze (vreemde) manier mijn vader wel. Dat hij mij toch iets van dit boeiende land heeft meegegeven waar ik mij zo ongelooflijk thuis voel. 



Mijn vader heeft in Semarang zijn jeugd doorgebracht. Van de week ben ik weer teruggegaan naar de wijk waar hij samen met zijn broers en moeder heeft gewoond (zijn vader, mijn opa, is in 1943 overleden bij de aanleg van de Birma spoorlijn). Jalan Lingga is een straat waar je door je oogharen nog de Hollandse huizen kunt zien. De meeste zijn behoorlijk verbouwd, een aantal is vervangen door grote betonblokken van huizen. Het is vreemd om door de wijk heen te lopen. 

Zouden er nog mensen wonen die iets weten van de hectische periode zo rond 1955? Zouden er nog buren zijn die mijn vader gekend hebben? Hebben zij gezien hoe hij zijn moeder en jongere broers heeft verdedigd tegen fanatieke groepen die wraak wilde nemen op Hollanders of Indo’s? Hem misschien geholpen hebben om te vluchten omdat hij daardoor op een ‘dodenlijst’ stond? Het zijn verhalen die in de familie rondgaan en ik besef me dat ik, net zoals veel Indo’s, nooit meer het complete verhaal kan achterhalen. Het enige wat je kunt doen, is luisteren naar de verhalen en, tip voor Indo’s, naar Indonesië af te reizen en naar de streek van je ouders/grootouders te gaan om zo meer begrip te krijgen over het zwijgen, de mooie verhalen over Tempo Doeloe, de geluiden en de geur op te snuiven en vooral bij terugkomst ook jouw verhalen te delen met je (groot)ouders en je kinderen.

Terima Kasih Pa…..: sama sama putera 

 

 


Over koloniale hotels en witte lakens

Over hotels in Indonesië kan ik waarschijnlijk een heel blog vol schrijven. Ten eerste is er in iedere stad op dat gebied megaveel keus. Ten tweede varieert de kwaliteit nogal. Soms denken we een goed hotel te hebben geboekt en blijkt de bar bovenin een hoerentent. Hotels in koloniale gebouwen zijn weer een ander verhaal. Neem het Grand Hotel Preanger in Bandung, een hotel op een hotspot (Jalan Asia Africa, de vroegere Grote Postweg) in een prachtig gebouw. Maar de kamers, om te huilen.












De bedden zijn in dat soort hotels wel goed, breed en met witte lakens. Dat heb ik van Frans van Alamanda geleerd: een hotelier moet witte lakens gebruiken. Maar als je de douche in zo’n koloniaal pand binnen gaat, is het even slikken. Schimmel aan de muren, putjes die je niet van dichtbij moet bekijken. Baddoeken waar je doorheen kunt kijken. Naast het bed staan kastjes met allerlei knopjes, waarschijnlijk voor de radio vroeger enzo, die nu niet meer werken. Vervangen ho maar. 




Maar ook de moderne hotels kunnen tegenvallen. In Semarang sliepen we in het Azana hotel, niet ver van de luchthaven omdat we ’s ochtends vroeg naar Bali zouden vliegen. Van buiten zag het er super uit, modern. Ook de lobby was netjes. Op de gang echter van onze etage lag een smoezelig tapijt met onbestemde vlekken. Een goede vriendin van mij gruwt hiervan, weet ik (dikke kus trouwens). Onder het hoofdkussen lagen gulings (lange kussens die Indonesiërs graag tussen de knieën duwen tijdens het slapen) die ik gelijk al in de hoek gooide. ’s Avonds gingen we nog even naar de skybar op de hoogste etage. Hooggespannen verwachtingen, want misschien konden we er een alcoholische versnapering nemen. Toen de liftdeuren opengingen, schrok ik me een hoedje. Ik zag alleen een donker gat. De feestelijke verlichting was volgens mij al een tijdje buiten werking. Alleen de lichtreclame met de naam van het hotel blinkerde op het dak. Tja, de covid-pandemie heeft goed toegeslagen in Indonesië dat daarvoor veel geld verdiende met toerisme. Zelfs de glaasjes met sap krijg je niet meer als je incheckt in een hotel. 

Ik moet eerlijk zeggen dat we ook in mooie, goede hotels hebben geslapen hoor. Het zal je niet verbazen dat Alamanda in Yogyakarta voor mij bovenaan staat. Hoewel ik ook mooie herinneringen heb aan hotel Tugu in Malang (tijdens een vorige reis). Het is niet allemaal kommer en kwel. En vergeet niet dat de prijzen van de hotels in Indonesië veel en veel lager zijn dan in Europa. We mogen eigenlijk helemaal niet klagen, want het is maandag en we zijn nog steeds op reis!  




dinsdag 20 september 2022

Drie dagen in Paradijs

Deze reis wilden we graag naar Karimunjawa, een groep van 27 eilanden voor de noordkust van Java. Het maken van een reisschema was echter niet gemakkelijk: de snelle boten (2 uur) varen niet iedere dag, net als de langzame boten (5 uur). Daarnaast is er de mogelijkheid om met een vliegtuigje naar het eiland te gaan, maar ook dat kan niet iedere dag en is bovendien een stuk duurder. De Covid-pandemie maakte het er niet eenvoudiger op, want de ferrymaatschappij publiceerde tot voor kort gewoon geen vaarschema op de website. Pff. Gelukkig bood Joyce, de Nederlandse eigenares van the Happinezz Hills op het hoofdeiland Karimunjawa, uitkomst. Zij kon aan kaartjes voor de snelle boot komen voor de dag die ons goed uit kwam. Kopietjes van paspoorten en van de vaccinaties opgestuurd en we waren ingecheckt!



Twee weken geleden kregen we een whatsappbericht van haar: die dienst was uit de vaart gehaald, wilden we een dag eerder komen of een dag later? Aan het einde van de dag was er een nieuw bericht. Mensen hadden geprotesteerd en eisten dat de ferry die dag wel zou varen. We moesten maar even afwachten. En ja hoor, een paar dagen voor ons vertrek uit Yogyakarta hoorden we dat de boot toch zou varen! Zo zie je maar weer, maak je vooraf niet al te ongerust over wat er allemaal mis kan gaan. Zeker niet in Indonesië, waar het leven fluïde is en dan gebruik ik het begrip eens niet voor een ‘woke’ situatie. Als ik mensen hier zie liggen (op elk wisselend uur van de dag) op een bamboe matje, vraag ik me af waarom ik thuis altijd ren, zelfs naar het toilet en niet omdat ik erg moet maar gewoon omdat ik me er geen tijd voor gun. Je hoeft in Indonesië niet veel, maar hebt ook niet veel. Als je dat kunt accepteren, zit je hier goed.

Enfin, donderdag kwamen we op Karimunjawa aan. Bij aankomst moet je 150.000 roepia betalen als entree voor het nationale park. Er hangt een kaart in de haven van de eilandengroep waartoe Karimunjawa behoort met in donkerblauw aangegeven waar zich koraal bevindt. Overal om de eilanden. Dat belooft wat! Joyce had een chauffeur met auto geregeld om ons naar het hotel te brengen dat zich ongeveer twee kilometer buiten het dorpje bevindt. The Happinezz Hills is prachtig: een groot, mooi restaurant, een zwembad, en als een hoefijzer eromheen de zestien royale kamers met schitterend uitzicht vanaf het balkon. Joyce en haar man hebben het goed voor elkaar, al verzucht ze dat ze elke morgen wakker wordt met het idee wat er nu weer op haar pad zal komen. Zo bleek de voordeur van het hotel gisteren uit de omlijsting geknald en moest de toegang ’s avonds met triplexplaten worden gedicht om apen en honden weg te houden. 

Het moeilijkste, zegt ze, is om goed personeel te vinden. Al heeft iedereen bij Happinezz Hills een middag bijgewoond waarbij allerlei regels werden uitgelegd, zoals aan welke kant van het bord het bestek moet liggen en dat je een glas niet aan de bovenkant beethoudt, na een paar weken lapt het personeel alle regels aan de laars. Om goed personeel te houden en te belonen, wordt een ‘employee of the month’ aangewezen die dan 25 procent van het salaris als bonus krijgt. 

Achter de schermen regelt Joyce van alles: scooters zodat we het eiland kunnen rondtuffen (hartstikke leuk!), een dagexcursie naar twee snorkelspots met barbecue, een auto die ons van Jepara naar de volgende bestemming brengt. We krijgen ook tien procent korting (alle gasten van het hotel trouwens) als we eten bij het restaurant The Happinezz Ricefields. Een aanrader! Iedereen betaalt 10.000 roepia toegang, geld dat naar de lokale gemeenschap gaat. Het restaurant serveert zoveel mogelijk producten die afkomstig zijn van de boeren in de omgeving. Maar het is vooral de setting daar die het doet. Via een houten vlonder kun je langs de rijstvelden lopen, waar jongetjes met een vlieger in de weer zijn en een boer eindelijk zijn ploegmachine met veel rookwolken aan de praat krijgt. 



We eten heerlijk daar en Marco maakt een foto van de kok in de keuken. Nog geen vijf minuten later krijgt Marco een whatsappbericht van Joyce, met een foto van Marco die daar fotografeert! Het geeft aan hoe klein dit eiland is. Tijdens de coronapandemie zorgde iedereen ook voor elkaar, vertelt Joyce later. In Nederland maakte men zich zorgen of ze wel of niet op vakantie konden gaan. Voor de mensen hier was het de vraag of er eten zou zijn die dag. Met het wegvallen van het toerisme ontbrak het de meesten op het eiland immers aan hun inkomstenbron. Joyce heeft toen bijvoorbeeld met behulp van familie en vrienden thuis een voedselactie opgezet. Voor de mensen in de kampong en het personeel werden onder andere balen rijst uitgedeeld. 





Voor de laatste avond op het eiland hebben we onze zinnen gezet op een diner bij Bukit Love, een uitkijkpunt op de heuvel achter het hotel. Een poster aan een boom geeft wervend aan dat er eten is, drank, live muziek. We hebben er zin an. De weg ernaar toe gaat steil omhoog, in het donker is dat zeker een uitdaging. Volgens mij schrok het personeel boven op de top zich een ongeluk toen er opeens bezoek voor de deur stond. Wel ging gelijk de muziek aan (een radio) en werd de menukaart gebracht. Die was zo beperkt dat we besloten het bij een biertje te houden en later in het restaurant van het hotel te gaan eten (lekker!). 

De drie dagen in het paradijs zijn om. Voor drie overnachtingen in the Happinezz Hills inclusief twee diners (met dure biertjes en een fles wijn), 2,5 dag drie scooters ter beschikking, de snorkelexcursie van een dag, de autoritten van haven naar hotel en vice versa betalen we voor twee personen omgerekend 230 euro. Dus voor 38 euro per persoon per dag heb je het hele pakket. Nu wil ik niet iedereen aanraden om ook naar Karimunjawa te gaan, want het moet natuurlijk wel een paradijs blijven. Maar als je het dan toch perse wilt, kan ik dit adres zeker aanbevelen. Onze volgende halte is Semarang, de geboortestad van Marco’s vader. Ben benieuwd.  

  


zondag 18 september 2022

De boot

We hebben alweer van verschillende vervoersmiddelen gebruik gemaakt. Van Gojeks (achter op de brommer bij een chauffeur), taxi’s, bemo’s (volkswagenbusjes waarbij je voor 2.000 roepia een stukje kunt meerijden) tot scooters, treinen, bussen, vissersbootjes en ferryboten. 

Gelukkig hadden wij kaartjes voor de snelle ferry. Het is net alsof je in een vliegtuig zit, met drie rijen stoelen. Op twee televisieschermen worden films vertoond, beter gezegd, stukjes van films. 



Op de heenreis zaten we naar de meest recente Spiderman-film te kijken, totdat er na dertig minuten gewoon een andere film begon. De airco zorgde voor een frisse wind. 

De terugreis was minder comfortabel. De zee deed de boot behoorlijk schommelen en bovendien was het er warm. Het zweet stond op de rug. In het gangpad lagen enkele mensen op een matrasje op de grond. Een meisje zat met een plastic zakje voor haar mond. Het kan altijd slechter tenslotte he? 

We spraken gisteren toeristen die de langzame boot naar Karimunjawa moesten nemen (omdat de snelle boot die dag niet ging). Vijf uur lang zaten ze opgepropt in een te volle boot. Het erge was dat er ook volop werd gerookt. Dat valt toch op in Indonesië: iedereen rookt, althans de mannen in ieder geval. Joyce (van The Happinezz Hills) had eens gevraagd aan een personeelslid waarvoor hij zou kiezen als hij weinig geld had: voor een maaltijd of voor sigaretten. “Tja, zonder een maaltijd kon hij wel een keer; maar zonder een sigaret niet.” 



Eerder hadden we gehoord dat de economie van Indonesië vooral draait op de verkoop van sigaretten. De overheid zal zo’n inkomstenbron dus niet zo snel inperken. Het land lijkt vaak qua ontwikkeling op het Nederland van zestig jaar geleden. Alleen hebben zij hier allemaal al een tv, een mobiele telefoon en een scooter, al is het dan op afbetaling. Maar ik ga me maar eens concentreren op de horizon in plaats van op het beeldscherm van de computer. Mijn maag draait, ik heb het benauwd en we moeten nog een uur. Leve de snelle boot.  



















zaterdag 17 september 2022

Op weg met Hastono

Na zeven heerlijke dagen in Yogyakarta ging onze reis verder naar het eiland Karimunjawa. Gids en chauffeur Hastono zou ons brengen met de auto naar Jepara, een stad in het noorden van Java. Een reis van ruim 400 kilometer, waar we elf uur over gedaan hebben. 

We zijn overigens niet in een rechte lijn gegaan, hoor. Hastono weet altijd wel weer een bezienswaardigheid of leuk eettentje. We hebben bijvoorbeeld onderweg een koffiefabriek bezocht. Even de benen strekken en gelijk iets leren over de productie van koffie. Boven de ingang van de fabriek stond het jaartal van opening, 1911 en volgens mij is er sindsdien niets veranderd. Wat een oude meuk stond daar. De bonen werden nog handmatig geselecteerd. 








Ongeveer dertig dames zaten in de fabriekshal op een krukje de slechte koffiebonen eruit te halen. De meesten werkten alleen in de ochtend om iets bij te verdienen, vertelde de opzichter (een man). Ik moest ook nog plaatsnemen op een krukje. Waarschijnlijk zou mijn uurloon heel laag liggen want na vijf minuten had ik drie gekneusde boontjes uit de berg gehaald. De dames zaten onderling wel met elkaar te praten, het zag er niet uit alsof de baas er bovenop zat en toen we weggingen, werden we vrolijk uitgezwaaid.

De weg vanuit Yogyakarta richting noorden leidt langs een prachtig gebied. Af en toe zie je de vulkaan Merapi in de verte. Rijstvelden overal om je heen. Boeren die met een ouderwetse machine de grond omploegen terwijl de witte reigers om hen heen fladderen. En altijd die brommertjes die links en rechts langs je schieten. Op een tweebaansweg, welteverstaan. Hastono vroeg of we zijn ouderlijk huis wilden zien, dan reden we even langs. Je weet zeker het antwoord al? 
Het mooie van Hastono is, vind ik, dat hij een moderne Indonesische man is, maar dat hij trots is op de tradities van zijn familie en zijn dorp. 



Geen moment merkte ik enige gene toen hij ons rondleidde door het houten huis van zijn ouders. Geen plankje aan de buitenkant was hetzelfde, de vloer was van aangestampte klei, en de muren van bamboe. “Het toilet is daar achteraan, het is niet modern”, wees Hastono me de weg naar de kamar kecil, twee voetstapjes naast een gat in de vloer. Ernaast staat altijd een grote betegelde bak met water en een pannetje zodat je het toilet kunt doorspoelen. Papier gebruiken is uit de boze, want dan raken de leidingen verstopt. Maar eerst ging zijn tante met een borstel en ammoniak in de weer; daarna mocht ik er pas in.
Hastono’s vader nodigde ons uit voor een kopje thee met een snack: gebakken banaan of gefrituurde cassave. Moeder kwam er ook bij, evenals als opa. Iedereen zat op zijn gemak, ik merkte geen haast. Hoe zou ik thuis reageren als mijn zoon voor de deur stond met vier gasten, neem ik dan ook de tijd? Dit was in ieder geval een gastvrije ontvangst. Bij het weggaan, viel ons oog op een formulier dat we vaak bij een huis zien hangen. Erop staan data, namen en getallen. Naast het formulier hangt ook een bakje. Hastono legde ons uit dat iedere familie elke week geld in dat bakje doet voor de gemeenschap, vaak het eigen straatje of de kampong. Dat geld wordt opgehaald en bewaard totdat er iets moet worden gekocht, zoals stoelen voor een bruiloft of iemand financiële hulp nodig heeft.

Zo reden we met kleine omwegen naar het noorden. Aan het einde van de dag wilden we allemaal het liefst ons in het hotel even opfrissen, maar Hastono liet ons eerst de haven van Jepara zien. Gekleurde vissersboten tuften een voor een het haventje in en langs de weg stonden de eerste manden met verse vis al gereed voor kopers. Het was inderdaad een prachtig gezicht, zeker met de zonsondergang. Jammer alleen dat de mensen hier hun afval achter zich neer gooien. Het bewustzijn omtrent het milieu moet hier nog doordringen. 
Die nacht zouden we nog in Jepara slapen; de volgende morgen moesten we om 09 uur de fast ferry halen naar het eiland Karimunjawa. Hastono zette ons op tijd af bij de haven en daar namen we afscheid van een supergids. Tot gauw hoop ik weer!  
 
 






woensdag 14 september 2022

Schets van een interessante man

Alamanda villa’s  is een super accommodatie in Yogyakarta. We hebben er al eerder over geschreven en noemden dat verhaaltje niet voor niets ‘Alamanda is als thuiskomen’. We waren in 2012 een van de eerste gasten en werden toen al in de watten gelegd. Daarna probeerden we altijd hier een joglo (Javaanse villa) te boeken als we deze kant op reisden. 

Frans Kouwenhoven is de drijvende kracht achter Alamanda. Bovendien heeft hij een staf om zich heen die ook vrijwel vanaf het begin hier werkt zoals Richie, Hastono, Awe, Anton, Nani. Volgens mij werkt men over het algemeen in Indonesië totdat het loon er is, keert dan huiswaarts en meldt zich vervolgens pas weer als het geld op is. Bij Alamanda is de vaste kern er altijd. Dat zegt ook iets over de werkgever. Frans lijkt me geen gemakkelijke baas omdat hij kwaliteit wil bieden en die houding ook zoekt in zijn medewerkers, maar hij is er wel een met wie er altijd te praten is en bij wie je terecht kunt. Dat doet me trouwens aan mijn eigen werk denken 😊, maar dat is een ander verhaal. 

Let wel, dit is geen interview, hoor, meer een schets van een interessante man. Frans is geen type dat in Nederland twee hoog achter heeft gewoond. Uit onze gesprekken de afgelopen jaren blijkt dat hij in ieder geval ook in Griekenland, Zuid-Afrika en Rusland heeft gewoond. Als hij daar in zijn gebruikelijke staccato-stijl over vertelt, komen er altijd saillante details naar voren. ‘Hospitality’, eigenlijk de wens van de klant vóór willen zijn, is daarbij een sleutelwoord. Frans heeft ook in de wereld van cruiseschepen gewerkt, maar als ik ooit zou horen dat hij eigenlijk een geheim agent was, verbaast me dat niets.

Met Frans een dagje op stap is trouwens ook een belevenis. De man heeft een feitenkennis paraat over Indonesië, daar kan menig Azië-journalist een puntje aan zuigen. Bovendien is hij in staat een vlijmscherpe analyse te geven over de situatie, de politiek of de economische positie van het land. Ik vraag me soms af wanneer hij tijd heeft om kranten te lezen of op internet te scrollen op zoek naar nieuws, want hij lijkt altijd wel bij het grote huis van Alamanda te zijn. Bij het ontbijt of avondeten (Richie is een supergoede kok en maakt een dagmenu voor 50.000 roepia pp, 3,50 euro) schuift Frans af en toe aan bij de gasten. Altijd ontstaat er een geanimeerd gesprek. Hij moet welhaast adhd hebben, met die tomeloze energie van hem. 

Behalve dat het een bijzonder interessante man is, vind ik het zo knap aan Frans dat hij de klant altijd voorop stelt. Ik zal wat voorbeelden geven. Tijdens een gesprek op het terras breekt het zweet ons uit. Op een onbewaakt moment loopt Frans naar de muur en zet de ventilator aan. Zonder wat te zeggen. Op de eerste ochtend vertel ik mijn reisgenoten dat er een soort ventilator in de muur zit, die ’s nachts best veel lawaai maakt. We vragen hoe we het apparaat kunnen uitzetten. Het ding gaat automatisch aan wanneer de buitenlichten op de veranda aan gaan. De tweede avond haalt Frans de zekering eruit: geen buitenlicht maar gelukkig ook geen lawaaiige fan. Als wij de volgende dag op pad zijn, maakt hij de elektriciteitsdraad los zodat de buitenlampen het wel gewoon kunnen doen. Hoe hij de draad later weer bevestigt, is me een raadsel maar wij slapen heerlijk.

Ook weet Frans dat Marco graag een biertje lust. In de koelkast staan altijd een paar biertjes koud. De stafleden nemen die servicegerichte houding over. Vandaag vertelde ik Hastono dat ik klepon zo lekker vind, die groene balletjes met rietsuiker binnenin met kokos aan de buitenkant. Een paar minuten in de stomer, heerlijk! Na een lange dag waarbij Hastono haarspeldenbochten neemt, ons voor gaat, de berg af naar een waterval, hard doorrijdt om een winkel met wayang golek-poppen voor sluitingstijd te kunnen bezoeken, stopt hij bij een hoekje. Wij zijn te moe om te kijken waar hij naar toe gaat. Dan komt hij terug met een papiertje gevuld met … klepon! 

Dus, als je ooit naar Yogyakarta gaat, wat ik zeker kan aanbevelen, laat je dan in de watten leggen door Frans en zijn team bij Alamanda. En doe vooral de hartelijke groeten!