zaterdag 13 juli 2019

Met elkaar in gesprek in Canada

Op onze laatste reisdag rijden we langs de zuidkust van Nova Scotia op de 103 East. Het is zaterdag en dan is er in de meeste plaatsjes een ‘farmers market’, een markt waar mensen hun lokale producten verkopen. We besluiten die van Hubbards te bezoeken. Tientallen geparkeerde auto’s langs de weg geven aan dat de bestemming is bereikt. Hier moeten we zijn!




In een schuur staan allerhande producten uitgestald. Van gehaakte theedoeken, artistieke foto’s in lijsten van drijfhout tot zelfgemaakte limonade en onbespoten fruit. Een bejaarde man zit achter een kraam met taartjes. “Ja zeker, zelf gemaakt,” antwoordt hij me trots.


We krijgen de indruk dat ‘toute’ Hubbards hier vanmorgen aanwezig is. Op picknicktafels rondom de schuur zit men de laatste nieuwtjes uit te wisselen, zo lijkt het. Goedkoop zijn de waren overigens niet. Een bakje aardbeien kost vijf Canadese dollars, evenals een zakje blauwe bessen van een ecologische boerderij. Ze zien er klein uit.

Wij kopen een appelcarree en een taartje met rabarbar, twee koffie erbij en het is genieten geblazen. Ondertussen loopt er een saxofonist rond, die een route langs de kraampjes verkiest boven het podium waar niemand staat. Het is een drukte van jewelste, de mensen hebben het zichtbaar naar hun zin en menig kraampje wordt al opgeruimd omdat de verkoper ‘los’ is.



Wat opvalt is dat het publiek uitsluitend blank is, kan ik dat zo stellen? Deze hele vakantie hebben we trouwens geen anders-gekleurde medemens ontmoet. Waar zijn de oorspronkelijke bewoners? Heel af en toe geeft een bord langs de weg aan dat er een ‘native settlement’ is of park, maar zichtbaar zijn ze niet. Volgens een vrouw met wie we eerder in gesprek raakten, Marianne Brown, hebben de indianen in West-Canada een meer visuele cultuur, met totempalen enzo. Daarom is de oorspronkelijke bevolking aan die kant van het land wel zichtbaar. Hier in Oost-Canada is er vrij weinig van terug te vinden.

Op 1 juli vierde men op uitbundige wijze Canada Day: het was 152 jaar geleden dat het land werd gesticht. Wordt er dan volstrekt voorbijgegaan aan de rechten en het bestaan van de ‘indigenous people’ zoals de kranten deze groep omschrijven? Ik snap wel waarom er vanuit deze hoek zoveel protest is tegen de aanleg van de 1.000 km lange pijplijn dwars over hun land. Op een gegeven moment is de rek eruit, van acceptatie en begrip.

Daarom is het zo leuk nieuws in de krant dat een 16-jarig meisje op Nova Scotia een enorm succes heeft met haar vertolking van een liedje van The Beatles in de oorspronkelijke taal, Mi’kmaq, van haar voorouders. Het liedje heeft op ‘youtube’ miljoenen weergaven en tijdens een concert onlangs in Canada refereerde Paul McCartney aan haar versie van ‘Blackbird’. Deze Emma Stevens heeft samen met klasgenootjes en haar leraar het liedje opgenomen om het “international Year of Indigenous Languages’ te markeren. Zie ook dit artikel. Het doel was niet alleen aandacht vragen voor inheemse talen maar ook om uitwisseling van culturen op gang te brengen. Scholen zoals deze Eskasoni Highschool waar Emma op zit, bestaan zo’n veertig jaar; dus pas sinds de jaren tachtig is er aandacht voor de cultuur en taal van de oorspronkelijke bevolking!
https://www.youtube.com/watch?v=99-LoEkAA3w

Ondertussen blaast de saxofonist in blank Hubbards een vrolijk deuntje. Kinderen spelen met elkaar in een zandbak, waar de ouders omheen druk in gesprek zijn. Hopelijk komen de mensen hier echt met elkaar in gesprek, ongeacht hun achtergrond.

Ons vliegtuig naar multiculti Schiedam staat inmiddels gereed. De terugreis is begonnen!






vrijdag 12 juli 2019

‘In Europa zien jullie alleen die charmante Trudeau’

Met de veerboot van 07 uur vertrokken we van New Brunswick naar Nova Scotia. Bijna drie uur doet de ferry erover om de Baai van Fundy over te steken. Een geweldige plek. Gisteren waren we langs de rivier de Fundy gereden. Het was eb, als romige chocolade lag de modder metersdik langs de oevers. Het verschil tussen eb en vloed is hier op sommige punten zestien meter! In de havens liggen de boten ’s avonds netjes afgemeerd aan de kade, maar ’s ochtends zie je ze bijna hangen aan de touwen, meters lager.

Ons hotel van die nacht lag op een paar minuten afstand van de aankomstplek van de ferry en het was nog vroeg. We besloten daarop naar een stadje een half uur verderop te gaan, Annapolis Royal. Het schijnt dat de Fransen omstreeks 1600 op deze locatie aan land gingen: de eerste nederzetting in het huidige Canada. De inwoners zijn zichtbaar trots op hun geschiedenis. Hoewel het een doordeweekse dag was, werden we bij sommige panden verwelkomd door verklede personen. Het leuke is, dat ze echt in hun rol blijven. Toen ik vroeg wat de zwarte band om haar arm betekende, vertelde een vrouw dat ze in dienst is bij een loyalist (Amerikanen uit New England die na de onafhankelijkheidsoorlog trouw bleven aan Engeland en naar Canada verhuisden) en dat zij ‘blijkbaar dus ook loyalist is’.

Als we met Canadezen praten en politiek aan de orde komt, dan wordt 1 ding duidelijk: de meesten die we spreken, zijn niet gecharmeerd van hun minister-president Trudeau. Over het algemeen spreekt men vol lof over Trudeau senior maar zijn zoon komt er minder goed van af. Iemand vertelde dat hij destijds ‘alleen maar gekozen is vanwege zijn belofte drugs te legaliseren waardoor vele jonge mensen hun stem op hem hebben uitgebracht’. “Jullie in Europa zien alleen maar die charmante, jonge vent; hij lijkt heel wat, maar hij doet niets voor Canada.” Ze stipt de discussie aan die is ontstaan na een recent besluit van de regering Trudeau om een 1.000 km lange pijplijn te realiseren, goed voor de in zwaar weer verkerende olie-industrie maar de oorspronkelijke bevolking ziet de aanleg ervan over hun land als een bedreiging. Zie ook dit artikel van The Guardian.



Edelsmid Marianne Brown http://mariannebrown.ca/ lacht verontschuldigend. Zij heeft op Trudeau gestemd omdat de andere politici geen optie voor haar waren. “Let wel, ik ben niet voor Trudeau. Maar het alternatief was iemand die homofoob is, tegen abortus en tegen alle andersdenkenden.” Oorspronkelijk komt de 62-jarige Canadese uit Ontario en na een aantal jaren in Vancouver is ze naar het Oosten verhuisd omdat het daar nog enigszins betaalbaar is tegenwoordig. We geven aan dat we veel huizen te koop zien staan. Jongelui trekken naar de steden, beaamt Marianne Brown. De plattelandssteden ontvolken langzamerhand.


Het lijkt mij ook niet gemakkelijk om in deze streek te wonen. Het is er prachtig, de meeste huizen hebben een behoorlijke lap grond om zich heen, maar wat doe je in het weekeinde? En kun je ’s avonds even bij je beste vriendin een wijntje gaan drinken? Hier zijn de afstanden met de auto nauwelijks te doen, laat staan met de fiets. Ik zie er alweer naar uit om naar huis te gaan. Niks mis met Schiedam!

woensdag 10 juli 2019

Een bezoek aan Glenora distillery



Een van de overnachtingen van onze reis was bij de Glenora distillery, Mabou op Nova Scotia, en mijn verwachtingen waren hooggespannen. Op de foto’s en website (www.glenoradistillery.com) zag het allemaal fantastisch uit. Een prachtig wit gebouw, een beekje langs de distilleerderij: het zou een van de hoogtepunten van de reis moeten worden. 


Ik had de firma alvast via Insta gevolgd, wat likes gegeven en wat kruikjes ter uitwisseling in de tas meegenomen. Bij aankomst gaven we ons gelijk op voor een rondleiding. Dit gaat het worden, laat maar komen, ik ben er klaar voor.



Het vreemde is dat de rondleiding me niet écht pakte, de proeverij me niet bekoorde. Ik miste wat, ik kon er niet de vinger opleggen. Nu, na een aantal dagen terugkijkend kan ik het wat beter plaatsen.


Waren mijn verwachtingen te hoog? Het is zeker niet de eerste keer dat ik een bezoek breng aan een brouwerij/distilleerderij. Bij een bezoek aan Hertog Jan https://www.hertogjan.nl/ in Arcen vond ik wel het juiste gevoel, bij Teeling Whiskey Company https://teelingwhiskey.com/ in Dublin net zo, waarom hier dan niet? Het was mij allemaal te veel op de automatische piloot, het afdraaien van een verhaal, overigens prachtig verteld, halverwege een drankje. Je merkte dat de uitleg niet werd gedaan door degene die met bloed, zweet en tranen aan een mooi product werkt. Die zelf geroken heeft aan de gemoute gerst, de heerlijke geur van het beslag heeft opgesnoven en deze met gist heeft verrijkt. Het was het net niet. Natuurlijk stelde ik vragen die een beetje dieper gingen dan gebruikelijk en omdat men er dan niet voldoende op inging, bleef het een beetje steken. 


Na 30 minuten waren we buiten. We bleven nog even hangen maar er was verder niemand meer. Dan maar naar de proeverij in het café. Voor 42 Canadese dollars (28,50 €) 5 glaasjes met whisky. 
1. Ongelagerde ‘moutwijn’ op 70%, 
2. 15 jaar gelagerd 43% 
3. 12 jaar gelagerd op icewijnvaten 43% 
4. 23 jaar gelagerd vatsterkte 62%, 
5. 13 jaar gelagerd peated. 
Op zich mooie producten maar 70% ongelagerde ‘moutwijn’ is wel een stevige slok. Het horecapersoneel van het café gaf een opsomming van de producten (overigens mooi gepresenteerd) alstublieft, veel plezier ermee. Het pakte allemaal net niet. 

Misschien dat het voor de overige bezoekers niet opviel maar zodra presentatie, liefde voor het vak en betrokkenheid niet samenvallen, dan voelt het niet goed. De kruikjes jenever hebben we maar in de tas gelaten, die drinken we zelf wel op.

dinsdag 9 juli 2019

In de rij voor een bak koffie

Het bijzondere van reizen is, vind ik, dat je andere gewoonten, leefwijzen ziet. Neem bijvoorbeeld Canada: de mensen hier zien er niet anders uit dan bij ons in Holland. Ook qua levenswijze lijkt het overeen te komen. Maar soms kunnen mensen me zo verbazen. Vanmorgen waren we nogal vroeg onderweg en we wilden bij een zaak van Tim Hortons koffie en een broodje halen. Tim Hortons is een fastfood-keten. Half negen en de zaak zat dus barstensvol. Buiten stonden zeker tien auto’s in de rij bij het afhaalhokje.



Waarom zou iemand op een zondagmorgen zo vroeg in de auto stappen voor een koffie en een snack? De enige reden die ik ervoor kan verzinnen, is dat zij dit combineren met een kerkbezoek. De tuinder Paul, die we eerder in Halifax hadden ontmoet, had zich er ook over verbaasd. Hij wist wat zijn personeel verdiende, aan het eind van de maand kwamen de jonge gasten nauwelijks rond, vertelde hij. Het leven in Canada is best duur. “Maar toch kwamen ze elke morgen naar de zaak met zo’n beker koffie in hun hand.” Per maand kwam dat neer op circa veertig dollar, per jaar op zo’n tweeduizend dollar, rekende Paul zijn personeel voor. Sindsdien kwamen de meesten rechtstreeks naar de zaak en namen daar een bak koffie.

Ik moest wel aan Paul en zijn vrouw Anita denken vanmorgen. Voor hen zit de vakantie er na een week alweer op. Wij zitten pas op de helft. Als ik bedenk wat we allemaal hebben gedaan en gezien, lijkt het alsof we al weken weg zijn. Het is heerlijk met een auto te reizen naar een volgende plaats en daar te wandelen, een biertje te drinken en rond te kijken. Vandaag zijn we in O’Leary bijvoorbeeld en slapen in de eerste vuurtoren die tevens een herberg is, West Point Lighthouse, op Prince Edward Island. Als ik door het raam naar buiten kijk, zie ik de zee glinsteren. Een vissersbootje keert en mindert snelheid zodat de bemanning de kreeftenkratten uit het water kan hijsen. Er gaat van alles terug in de zee, alleen de grotere kreeften gaan mee naar de afslag.



Deze tussenstop is een oefening in onthaasten. Er staan twee stoelen – bear chairs – op de kustlijn, soms lopen wat mensen voorbij. Voor de rest is hier eigenlijk niet veel te doen. Ja, je hebt in het dorp O’Leary het aardappelmuseum! Prince Edward Island staat bekend om zijn aardappelen. Tijdens het rijden zagen we prachtige boerderijen, met grote lappen grond er omheen. En aardappelvelden. Vanavond waarschijnlijk aardapppelsalade bij de kreeft. Eet smakelijk ook!     
 

zaterdag 6 juli 2019

Wandeltocht in de mist


Met enige spijt vertrokken we gisteren uit Ingonish Beach (Keltic Lodge resort) met een strak blauwe lucht en zon. Eindelijk een T-shirt aan en een korte broek! Wat was het hier heerlijk. Dit dorpje bevindt zich aan de oostelijke kant van Cape Breton Island op Nova Scotia. Het is me nog niet gelukt de naam van dit deel van Canada goed uit te spreken. Een kwart van de bevolking hier komt oorspronkelijk uit Schotland, dus het klinkt als ‘noofschootsie’. De namen van de plaatsen staan vermeld in het Engels en in het Keltisch, een taal en cultuur die ze koesteren.


Het is hier prachtig, een woeste kust, dennenbossen en een merkbare schone lucht. Zelfs de weg is schitterend, met haarspeldbochten en vergezichten over de Atlantische Oceaan.


Dit is de Cabot Trail, een 300 km lange weg die om het noordelijke puntje van dit eiland gaat. Onderweg zouden we stoppen om de Skyline trail te lopen, een circa 7 km lange wandeltocht die met superlatieven werd omschreven. Als je deze trail niet liep, had je de Cabot Trail niet gezien.

Tijdens de autorit sloegen af en toe flarden mist over de weg. De bergen van de Cape Breton Highlands National Park naast ons waren soms niet meer te zien. Langzaam maar zeker verdween de zon, de temperatuurmeter in de auto gaf aan dat die 21 graden snel kelderde. Op de parkeerplaats bij de Skyline trail was het druk. Het was wel even wennen om zo’n mooie wandeltocht te beginnen in de drukte. Wat mij ook tegenviel, was dat er een breed pad was aangelegd en soms zelfs met houten planken. Het is toch veel leuker om je een weg te banen door het bos en uit te moeten kijken voor boomwortels en varens die tegen je achterligger aanzwiepen.

We kwamen bij het eerste uitkijkpunt. Er was een behoorlijke diepte voor ons, maar echt wat zien, nee. Verder dan maar. Het gekke is dat we toch de hele tocht hebben gewandeld, zelfs de afslagen naar elk uitkijkpunt namen. Marco voelde instinctief dat hij bij een afgrond stond maar de hele omgeving was in een dikke mist gehuld. 


We zagen alleen dat verdomde pad. In de beschrijving stond dat we elanden konden tegenkomen, lynxen, beren maar ook die lieten zich niet zien. Het was wel fijn een stuk te lopen. We kijken thuis nog wel eens naar foto’s van deze beroemde trail.