woensdag 25 januari 2023

Wandel met ons mee door Yogya

 Ervaar waarom wij Yogya zo leuk vinden. Loop samen door Pasar Beringharjo en Maliboro Street. Wat een heerlijke stad! We liepen met onze Go Pro door de Pasar en Maliboro.



dinsdag 10 januari 2023

Jakarta Selatan is hot

Een ‘Beer Hall’, de ene na de andere trendy koffiezaak. Jakarta Selatan is hot. We hadden de laatste nacht Jakarta een hotel geboekt in het zuiden van Jakarta om dit stadsdeel eens te verkennen. De wijk bestaat over het algemeen uit laagbouw. Het is heerlijk om hier doorheen te slenteren. In deze straten zorgen bomen voor een beetje schaduw. Bovendien kun je hier allerlei soorten koffie drinken op een gezellig terras. Meestal zit je in Indonesië namelijk binnen in een ruimte waar de airconditioning op volle toeren draait. Het is echter wel vertier voor de beter betaalden onder ons.

Je ziet het al aan de auto’s die vlak voor de deur van de koffiehuizen geparkeerd staan. Vaak is er ook valet parking: dan wordt je auto netjes weggezet door een personeelslid. De prijzen van de consumpties liegen er niet om. Bij de trendy Beer Hall kregen we een rekening van 284.500 roepiah voor twee biertjes. Het was een heel leuke zaak, echt een aanrader. En voor twee kopjes koffie betaalden we vanmorgen bijna 82.000 roepiah (nog geen vijf euro). Waar zeur je om, zul je misschien zeggen, in Nederland zijn we dat ook kwijt aan twee cappuccino. Maar hier eten we vaak ’s avonds voor 50.000 tot 80.000 roepiah met z’n tweeën. 


Voor een zwarte koffie of hete thee betalen we gemiddeld 4.000 roepiah (24 cent) in een stalletje langs de kant van de weg. Deze koffietentjes zie je overal staan. Soms heeft iemand zijn fiets of brommer omgebouwd tot koffiezaakje. Er hangen dan rijen zakjes met zwarte koffie, koffie met melk, koffie met melk en suiker waaruit je kunt kiezen. Dit zijn de ‘koffiehuizen’ voor de mensen met een gewoon salaris. Zij zijn in hun vrije uurtjes te vinden in een park, zittend op een bankje of op een kleed op het gras. Als je hier jong bent en weinig geld hebt, is er niet zoveel keus. Dan verzamel je je met vrienden of familie op een stukje groen in de buurt. Eten en drinken nemen ze mee van huis of ze halen een drankje bij zo’n rijdend winkeltje. 


Vandaag hebben we allebei gedaan: eerst in een chique koffiezaak die cappuccino’s gedronken en daarna gezeten op een bankje in het park met een flesje water. We genieten van de laatste uren in Indonesië. Tot een volgende reis!



  


zondag 8 januari 2023

Kippenvel op ereveld Candi

Hebben jullie nog tips voor Semarang? Op mijn vraag aan het reisagentschap Go Indo kreeg ik een lijst met leuke adressen. Eerst maar op weg naar kampung Pelangi, een buurtje dat tegen een berg aan is gebouwd en geschilderd in alle kleuren van de regenboog. Dat wordt klimmen dus, in een temperatuur van 33 graden. 



Een vrolijk gekleurd bruggetje geeft toegang tot kampung Pelangi. Wij zijn zeker niet de eerste toeristen die er komen want er hangt een plattegrond bij de toegang en we kunnen kiezen uit drie wandelingen. We kiezen voor de gemiddelde afstand. Het is bloedheet en we zien de eerste trappen al steil omhoog leiden. Een kampung is meestal een besloten buurt. Vaak is er een slagboom of hek dat ’s avonds dicht gaat. Ergens aan een muur zie je een A4 hangen met namen erop en bedragen erbij. De bewoners van de kampung betalen elke week of maand een bedrag dat ze kunnen missen. Van dat spaarpotje worden medicijnen gekocht voor zieken, als ze dat geld zelf niet hebben of als er een trouwerij is, wordt er bijgelegd. Een heel mooi systeem, vind ik. 



Als je zo’n toegangspoort tot een kampung in Indonesië ziet, ga er dan gewoon in. Mensen vinden het vaak heel leuk dat je hen bezoekt. Zo ook in Pelangi. Twee arbeiders vragen aan ons of ze op de foto mogen. Breed lachend en met de duimen omhoog poseren ze. Later komen we ze nog tegen op de grote weg waar ze aan het werk zijn. Ook dan zwaaien ze ons vrolijk na. In de kampung staan geen krotten, althans niet in Pelangi. De huizen staan kris kras tegen de bergwand aangebouwd maar zien er best ruim uit. We kijken even naar binnen bij een huis waar een oma op de stoep zit. “Kom een kopje koffie drinken”, en ze maakt een uitnodigend gebaar naar binnen. We maken een praatje maar hebben net ontbeten dus slaan de uitnodiging beleefd af. 



Halverwege willen we de route afsnijden omdat de weg verderop nog hoger gaat. Het zweet staat al dik op onze rug. Een mevrouw wijst ons echter terug naar de route. “Jullie gaan verkeerd. Je moet die weg nemen.” Vooruit dan maar. We lopen langs een atelier waar mannen van bamboe een raamwerk maken, een soort grote ezel waarop je iets kunt plaatsen. De hele ruimte staat vol met ezels in allerlei maten. Later zien we net buiten de kampung een rij bloemenwinkels en er gaat een belletje rinkelen. Bij jubilea of trouwerijen laten de mensen hier vaak grote borden maken met tekst zoals ‘Gefeliciteerd’ van bloemen. De borden staan dan op ezels voor het huis of langs de weg. De aanvoerlijnen van dit soort producten zijn hier kort: het wordt om de hoek gefabriceerd!



Na de regenboogwijk lopen we een oude Hollandse wijk in. Waar Jakarta grossiert in wolkenkrabbers, heeft Semarang veel laagbouw. Prachtige huizen uit de koloniale tijd. Bij de Jalan Taman Jenderal Sudirman bezoeken we het ereveld Candi. Het is het enige ereveld van de zeven op Java waar uitsluitend militairen zijn begraven. Er liggen hier bijna 1.100 oorlogsslachtoffers begraven. Als militairen stonden ze regelmatig in het gelid en nu liggen ze kaarsrecht naast elkaar begraven. Het is indrukwekkend om te zien. 





Natuurlijk moeten we voor dit bezoek een formulier invullen. In het kantoor staan enkele boeken van de verschillende erevelden. Ook het boek van dat in Kanchanaburi, Thailand, staat er. Opa Spruit Bleeker is overleden tijdens werken aan de Birma spoorlijn en is destijds in Thailand begraven. Ja hoor, zijn naam staat in het boek. Kippenvel. 






We vervolgen onze weg door Semarang en komen al snel weer in het drukke centrum uit. Nog even langs Toko Oen dan, een eetgelegenheid die hier al sinds 1937 is gevestigd. We nemen een hete thee en een versnapering. De ‘lunpia’ waar Semarang bekend om staat, kan ons niet bekoren. Te zoet en te weinig uitgesproken qua smaak. Bovendien zit er in plaats van hete loempiasaus hier een dikke, gelly-achtige jus bij die we ook niet lekker vinden. We kiezen voor de risolles en die smaakt prima. We zijn die dag op tijd thuis om de grappige verlichte fietsen te zien waarmee families ‘s avonds op het plein voor ons hotel rijden. Het was weer een heerlijke dag.





zaterdag 7 januari 2023

Hij blijft een orang campur

Wat is Semarang een bijzondere stad. Volgens een reisgids staan hier zeker nog 150 grotere koloniale gebouwen. In de oude stad waan je je in een openluchtmuseum. En over het algemeen zijn de panden goed onderhouden. Soms hebben creatieve werkers een pand in gebruik en zit er gelijk een trendy coffeeshop in (gewone koffie dan hé). Ook her en der in de stad vind je de sporen terug van de Hollandse allure van destijds. Prachtige woonhuizen in lommerrijke lanen. Ik zou zo willen ruilen.



We zijn hier al eerder geweest maar altijd voor een middag. Nu hebben we voor drie nachten overnachting geboekt. Tijd genoeg, denk je. De temperatuur put echter uit. Ik snap wel waarom mensen hier ’s middags een dutje doen. Zelf zijn we de eerste dag ook om een uur of twee helemaal opgebrand, maar ja, we liepen wel al om acht uur buiten. Per dag lopen we zo’n veertien kilometer. En we zien geen enkele andere toerist. 

De eerste dag waren we op weg naar de Chinese wijk en opeens herkennen we de buurt. Een straat met in het midden een kanaaltje, bomen aan weerszijden. We zijn in de buurt van Jalan Lingga, waar Spruit Bleeker senior heeft gewoond. Daar gaan we natuurlijk eerst naar toe. Omdat er een Jalan Lingga I, II en III is, wisten we telkens niet zeker in welke straat we moesten zijn. Marco’s oom William heeft een foto gestuurd van de keer dat hij en zijn vrouw Ellen terug zijn geweest. Het huis op nummer 11 is inmiddels gesloopt maar de woningen ernaast geven een beeld van het huis destijds. Wit gepleisterde muren, smalle, hoge ramen maar wel een aantal naast elkaar. Een soort veranda ervoor, waarbij we ons voorstellen dat je daar ’s avonds gezellig bij elkaar zat maar die nu meestal in gebruik is om de brommer of zelfs de auto te stallen. 

Als we foto’s nemen, komt een mevrouw naar buiten. Marco vertelt dat zijn vader daar vroeger heeft gewoond en de vrouw knikt. We merken in Indonesië weinig animositeit tegen Nederland of Nederlanders, of zelfs helemaal niet. In gesprekken met jonge mensen vragen we er wel eens naar. Of ze ons de koloniale overheersing kwalijk nemen. Iemand gaf aan er met zijn oma over gesproken te hebben. Die had vooral nog een hekel aan Japanners, die in de Tweede Wereldoorlog enkele jaren Indonesië hebben bezet. “De koloniale tijd? Wanneer je familie zich niet met politiek bezighield of niet werkte bij een Nederlander, dan merkte je er nauwelijks iets van. Het is al lang geleden ook.”

Het is ook alweer bijna zeventig jaar geleden dat Max Spruit Bleeker als zeventienjarige met spoed Semarang moest verlaten omdat hij op een soort dodenlijst bleek te staan. Als we door Jalan Lingga lopen en de buurt verkennen, zie ik Marco om zich heen kijken, alles in zich opnemend. Hij praat er niet over, dat is misschien het Indonesische in hem. Maar ik kan me zo voorstellen dat hij zijn vader als kind daar door de straten ziet lopen, spelend op de weg. Om de hoek is een – nog steeds – rustige straat waarbij je in gedachten kinderen ziet spelen met een bal of een vlieger. In het hotel appt Marco gelijk met een broer en een oom om later eens langs te gaan. Dat is dan misschien wel weer heel Nederlands. Hij blijft een orang campur.    


vrijdag 6 januari 2023

Cruisen door Midden-Java

Het klinkt decadent maar het is heerlijk om in Indonesië te reizen met auto en chauffeur/gids. We reizen ook wel met de trein, wat heel comfortabel en vrij goedkoop is, en af en toe met een bus, wat altijd weer een avontuur oplevert. Vanuit Yogyakarta brachten Hastono en Jovi ons met een busje naar Semarang. Een rit van circa tachtig kilometer die je tegenwoordig in twee uur kunt doen door de aanleg van een nieuwe tolweg. Wij hebben er twee dagen voor genomen.



Hastono weet inmiddels dat we graag een praatje maken met de lokale bevolking of foto’s maken van het Indonesische leven van alledag. Op het programma stond ook een bezoek aan de theeplantage Tambi Tea Resort in Wonosobo. We waren eigenlijk te laat voor de rondleiding en de mensen op het veld en in de fabriek waren al naar huis. Hastono zou Hastono niet zijn als hij toch kon regelen dat we een kijkje konden nemen in de theefabriek. Er was alleen geen gids meer die Engels sprak dus ging de manager zelf mee om de toelichting te vertalen. De manager bleek een ambitieuze jonge vrouw die af en toe scherp uit de hoek kon komen. Nou ja, soms waren mijn vragen enigszins simpel maar om dan te antwoorden ‘Wat denk je zelf?’, is ook weer zo wat. 



De manager was nog niet zo lang in dienst, ik geloof sinds medio 2022, maar de theeplantage veranderde langzamerhand al in een resort. Je kon een tour maken (voor 10.000 roepiah = circa 0,60 eurocent) over een houten platform boven de theestruiken. Op sommige hoeken was een groot frame neergezet waarin je kon staan en een selfie nemen. Heel slim als marketinginstrument want mensen geven vaak aan waar ze een foto maken en dat levert naamsbekendheid op. Ook kun je op de theeplantage huisjes huren, de laatste twintig moesten nog worden opgeleverd. Prijzen variëren van circa achttien euro voor een tweepersoonskamer tot 120 euro voor een achtpersoons bungalow. De receptie zag er nog gloednieuw uit. Toen ik na afloop van de rondleiding het toilet zocht, wees de manager me de weg. “Oh, ik moet de bordjes met de aanduidingen nog ophangen”, hoorde ik haar mompelen. 



Na de theeplantage reden we richting Temanggung. Daar heeft een vriend van Hastono een soort kraamkamer voor chili/rodepeperplantjes. Als ik google op de naam van de zaak, Marzia Tani, dan krijg ik de omschrijving ‘bloemist’, maar kwekerij dekt de lading beter. De vriend, Dedi Wacono, werkte eerst op schepen van Princess Cruises. De covid-pandemie, een periode waarin de passagiers wegbleven, maakte hem werkloos. In de stad van zijn vrouw begon hij zijn bedrijf. “Het fijne is dat ik nu zelf mijn werktijden kan bepalen. Alleen als er een koper komt, moet ik echt op de tijd letten.” Dedi heeft twee kinderen, van twee jaar en negen maanden, en ik geloof dat hij het fijn vindt om niet meer maanden van huis weg te zijn. De kassen waar hij de plantjes kweekt, zien er onderhouden uit en hij toont trots de verschillende stadia van de chiliplantjes. Ik begrijp uit zijn toelichting dat de boeren de planten na de oogst (na circa zeven maanden) opruimen. Het jaar daarop zijn dan weer nieuwe stekken nodig. En die levert hij, desgewenst samen met de bamboe stokjes waartegen ze op kunnen klimmen. We krijgen een kop koffie met koekjes aangeboden en zitten een tijdje onder een afdak met elkaar te praten. Geen stress (of in ieder geval niet te merken) en geen haast. 

Bij de ingang heeft zich een groepje meisjes verzameld. We voelen het al aankomen en ja, we willen met jullie op de foto. Na de fotosessie blijven de meisjes in de buurt, nieuwsgierig en proberend iets te snappen van het gesprek in het Engels. Als we even later wegrijden, zwaaien ze ons uit, kushandjes strooiend. Het is tijd om verder te rijden en ons hotel voor die avond op te zoeken, hotel Dieng Kledung Pass. Het is een verouderd hotel met versleten kamers waar je door een kast heen moet lopen om de douche te bereiken. Maar het hotel ligt precies op een pas tussen twee vulkanen, de Gunung Sumbing en Gunung Sindoro. Prachtig! Als je vroeg opstaat, lukt het vaak om allebei de bergen te zien; meestal hangt er een dikke mist om heen, wat overigens ook heel mooi is om naar te kijken. 





Als ik ’s ochtends voor zessen naar buiten kijk, zie ik voor me – als een ingelijste foto – een vulkaan. Een paar flarden mist kruipt de berg al op. Een uurtje later gaan we met Hastono op pad om wat foto’s te maken. We zien boeren kool oogsten en die in nette rijen op een vrachtwagen leggen. Hastono vertelt dat ze op tijd op de markt moeten zijn want anders verkopen ze de kool die dag niet meer en in dit klimaat (en waarschijnlijk zonder het gebruik van koelcellen) blijven de groenten niet lang vers. Een stukje verder nemen twee boeren een pauze, om een kretek-sigaret te draaien en even uit te rusten. Het is tenslotte al een graad of 20. Ze verbouwen broccoli, aardappelen, kool, pepers, mais, tabak, koffie, cassave. Het is een vruchtbaar gebied.



Op weg naar Semarang ziet Hastono vanuit zijn ooghoek een boer met twee waterbuffels die een veld omploegen. Gelijk wordt er een zijweg ingeslagen en we gaan er op uit. Volgens Hastono worden buffels tegenwoordig niet meer zo gebruikt door de boeren. Vaker wordt een veld omgeploegd door een machine met grote schoepen die zich door de modder heen wroeten. De machine ziet er trouwens ook nog ouderwets uit, hoor. De boer staat er dan op een plankje achter, alsof hij aan het surfen is. Deze morgen hebben we geluk. Op de ouderwetse manier ploegt de boer met de buffels zijn rijstvelden om, klaar voor een nieuwe aanplant. Ik zie de foto al hangen binnenkort aan een muur thuis in Schiedam.



Na twee dagen toeren door Midden-Java komen we ’s middags in Semarang aan. Ons hoofd vol indrukken. Jammer genoeg moeten we nu echt afscheid nemen van Hastono en Jovi, die ons samen hier naar toe hebben gereden. Bedankt weer voor jullie goede zorgen en altijd weer de bijzondere adressen met ons op te zoeken!  





donderdag 5 januari 2023

Waar betalen die mensen het van?

In Indonesië blijf je je soms verbazen. Zo zijn er met subsidie van een internationale organisatie in enkele grote steden lijnen op het voetpad voor slechtzienden aangebracht. Goede zaak, denk je dan. Je ziet inderdaad in het centrum van onder andere Yogyakarta en Semarang een rij gele tegels met ribbels op het voetpad. 

Nu is het al heel wat als het voetpad geen mansdiepe gaten heeft of uitstekende metalen hengels in het beton waarover je vooral in het donker lelijk kunt struikelen. Je kunt hier eigenlijk niet om je heen kijken; je moet kijken waar je loopt. Het is natuurlijk super dat er (waarschijnlijk veel) geld wordt gegeven om Indonesië te helpen de verkeersdeelname meer inclusief te maken. Maar deze aanpak schiet z’n doel voorbij. 




De rij gele ribbeltegels wordt voortdurend onderbroken door bomen die er midden op staan. Of er is een betonnen bank precies op de plek van de tegels gezet. Lantaarnpalen zijn er midden op geplaatst. Ook houdt de rij met ribbeltegels vaak zo maar ergens op. Waarschijnlijk is een mooi projectplan gemaakt, zijn er foto’s van de rij tegels gemaakt ergens waar geen bomen of lantaarnpalen staan, zodat de subsidiegever het idee krijgt dat het project geslaagd is. Maar als een slechtziende de tegels volgt, dan houd ik mijn hart vast!

Waar we ons ook over verbazen, zijn de talloze brommers waarmee velen zich hier verplaatsen. Hoewel brommers: vaak heeft het voertuig een 150 cc motor. Bij verkeerslichten zie je eerst vijf rijen dik motors staan. Soms wel met vier personen erop. Vader, moeder, één kind voorop en één kind tussenin. Ook lijken de motorrijders soms niet ouder dan een jaar of twaalf. Bij lagere scholen zie je heel veel van die braniejongens wegrijden op hun ‘brommertje’. Waar betalen die mensen het van, denken we dan?



Navraag leert dat veel brommers gekocht worden op afbetaling. Bij sommige zaken zie je in plaats van de prijs op een kaartje het maandelijkse bedrag van de afbetaling staan. Met auto’s is dat overigens net zo. Denk niet dat je hier gebutste of oude auto’s ziet; de meeste wagens zijn gloednieuw én groot (want de hele familie moet erin, gisteren telden we tien personen die uit een wagen stapten). Dat de mensen hier door betaling van de hoge rente voor zo’n voertuig misschien uiteindelijk twee keer de aanschafprijs betalen, nemen ze blijkbaar voor lief. Er is vaak geen geld om iets aan te kunnen schaffen en sparen kennen ze hier niet. Er is immers altijd wel een familielid die opeens geld nodig heeft en dan put je uit je spaarpotje. Ik hoorde ook verhalen dat sommigen achterblijven met de afbetaling van de rente en dat de brommer dan gewoon wordt opgehaald door het bedrijf. Weg brommer of auto en weg geld. 



Maar dat zijn zorgen voor morgen. Vandaag schijnt de zon en zitten we met een sterke bak koffie heerlijk even niets te doen. En geld? Dat is maar papier waar wat cijfertjes op staan. Gelukkig blijft er nog veel om over te verbazen! 

 


woensdag 4 januari 2023

Slimme marketing bij Sate Ratu

Logeren bij Alamanda betekent ‘never a dull moment’. Je krijgt de beste adresjes voor hetgeen je zoekt of Frans biedt aan je te brengen naar een ‘hot spot’. Naar het restaurant Sate Ratu in Yogyakarta bijvoorbeeld. Zoals de naam (Koningin van de Sate) al zegt, kun je hier saté eten, kipsaté om precies te zijn. De menukaart geeft ook nog aan dat je kippensoep kunt bestellen, saté lilit (maar dan niet op een stokje) en gestoofde kippepootjes (met de nageltjes er nog aan ☹). Echt veel keus is er dus niet maar de zaak loopt als een tierelier.



Negen jaar geleden begon eigenaar Budi Seputro (51) met een karretje langs de straat in de buurt van Alamanda. Ook daar verkocht hij saté. Na twee jaar kon hij de overstap maken naar een eigen zaak. Door slimme marketing was het restaurant al snel een succes. Advertenties, samenwerking met grote bedrijven (Unilever), maar ook veel gebruik van social media. Op de muren zijn voorbeelden daarvan te zien: hij nodigde klanten uit verschillende landen uit om op een tegeltje een tekst te schrijven over Sate Ratu. Natuurlijk worden alleen de tegeltjes opgehangen waarop een wervende tekst staat. Ook worden klanten in het restaurant geïnterviewd. Ze krijgen dan een A4-tje met de vlag van hun land, dat ze voor zich kunnen houden en vertellen in het Engels of de eigen taal hoe zij Sate Ratu ervaren. Ook wij zijn geïnterviewd. Ik heb nog getwijfeld om de vlag ondersteboven te houden uit solidariteit met de boeren maar vind de actie eigenlijk te lang duren. 



Om het restaurant binnen te komen, moet je overigens geduld hebben. Wij hadden niet gereserveerd, al weet ik eigenlijk niet of dat kan. Bij de ingang werd onze naam genoteerd en konden we achteraan een lange rij wachtenden aansluiten. Ik raakte in gesprek met studenten uit Singapore. Ze vertelden dat zij familie hebben in Indonesië en daar nu met elkaar Oud &  Nieuw vierden. Ze spraken heel goed Engels; een groot verschil met veel Indonesische jongeren die zich nauwelijks kunnen uitdrukken in het Engels. Op toeristische plekken word je regelmatig gevraagd door giechelige studenten – vaak vrouwelijke trouwens – of zij je een aantal vragen mogen stellen. “Mister, what is your name”, is dan de eerste vraag aan mij om dan door hun mede-studenten erop gewezen te worden dat ik geen mister ben. Kortom, het niveau van Engels hier is overwegend niet hoog. Maar waar was ik gebleven? 

Na ongeveer tien minuten wachten kregen we een tafel toegewezen. Na binnenkomst loop je eerst langs de koelkast waar je zelf gelijk iets te drinken kunt pakken. Heel efficiënt, scheelt weer tijd voor de bediening! Ook liggen er pakjes kroepoek. De tafel is schoon, maar er ligt gewoon een zeiltje op en je zit op plastic krukjes, dus van de sfeervolle inrichting moet dit restaurant het niet hebben. Al snel wordt het eten gebracht. De saté is inderdaad heel smaakvol. De stukken vlees zijn hier ook groter dan je in Indonesië gebruikelijk krijgt. Meestal is een stokje saté hier maar met flintertjes vlees. Er zat geen satésaus bij, die kun je geloof ik, wel bestellen maar ik zag het nergens op tafel staan. 


Omdat Frans Kouwenhoven de eigenaar kent, mochten we een kijkje in de keuken nemen. Ruim vijftien man staan daar de satéstokjes boven de houtskoolgrill om te draaien. Hoeveel kilo kippenvlees gaat er per dag doorheen, vroeg ik Budi. “Laat ik het anders stellen, ik reken niet graag in kilo’s. Per dag zijn hier zo’n duizend bezoekers. We zijn zes dagen per week geopend van 11 tot 21 uur. Of ik nog een privéleven heb? Dat moet je aan mijn vrouw vragen.” Ook mevrouw Seputro is aanwezig in het restaurant. Volgens Frans zijn zij er altijd en is dat ook één van de redenen van het succes. Hij stuurt iedereen aan, niemand krijgt de gelegenheid achterover te leunen. 



Als we weggaan komt de eigenaar nog even naar ons toe om te vragen hoe we hebben gegeten. We kunnen niet anders zeggen dat de saté heerlijk gemarineerd was en lekker mals. “Vergeet niet een review te posten”, roept hij ons na. Met z’n 36.000 volgers op Instagram heeft deze zaak volgens mij helemaal geen Schiedamse referentie nodig, maar vooruit: als je ooit in Yogyakarta bent en je naar een hotspot wilt gaan, dan heb je nu een adres. 


 




dinsdag 3 januari 2023

‘Tourdriver’ Hastono is ambassadeur voor Indonesië

Hij noemt zichzelf een gids/chauffeur, maar daarmee doet Hastono Setyaji zichzelf te kort. Hij is een ambassadeur voor Indonesië. Of hij je nu met een busje naar attracties rijdt, met de brommer voorop gaat of toegangskaartjes voor je regelt van een bezienswaardigheid waar meters rijen staan, Hastono doet het goed én met een glimlach



Frans Kouwenhoven, van Alamanda bed & breakfast in Yogyakarta, zag Hastono negen jaar geleden met een Hollands stel in de weer bij de Prambanan tempel. Blijkbaar deed hij dat toen zo geroutineerd dat Frans er direct een nieuw staflid in zag. Ze dronken eens koffie en Hastono was aangenomen. In de afgelopen negen jaar heeft de inmiddels 33-jarige Javaan zich opgewerkt tot één van de managers, al zal Hastono dus ervoor waken zich zo te noemen. Het luistert hier blijkbaar nauw in de hiërarchie op het werk. De staf ziet er meer uit als een vriendengroep. “Ja, dat is wel normaal in Indonesië om zo om te gaan met je collega’s. We try to work in good relationship.” Hastono is wel degene die zich kan veroorloven om grapjes te maken met de stafleden; andersom zie ik dat niet zo snel gebeuren. Hij is degene die het goede voorbeeld is voor de jongere stafleden. “Ik vind het fijn om de anderen te zien groeien. Dat kan bij Alamanda. Frans is een goede werkgever. Hij biedt ons veel mogelijkheden om ons te verbeteren. Als iets mogelijk is, dan kan het, wat hem betreft. Zo kon ik – en nu ook de anderen – op Engelse les. Maar ik had al anderhalf jaar als gids destijds gewerkt in Malioboro-straat, dus na één maand ben ik ermee gestopt omdat ik vond dat ik  niets leerde. Zonde van de tijd.”

Voor de covid-pandemie maakte Hastono veel meerdaagse tours met gasten, nu komt het toerisme mondjesmaat op gang en blijft het vaak bij een dagtrip. Op Instagram valt me altijd op dat Hastono ervan houdt in de natuur te kamperen. Dan plaatst hij foto’s van een tentje ergens op een kale bergtop. Hij probeert dan zo weinig mogelijk eten en spullen mee te nemen. “Echt om te relaxen, samen met vrienden. Het is heerlijk om wakker te worden en de zon op te zien komen. Dat gevoel wat je dan hebt, is ook vakantie.”

Enkele jaren geleden heeft Hastono een maand gereisd in Europa, samen met Awe, een ander staflid bij Alamanda. Frans had de twee geholpen met het samenstellen van de route. Ook had hij gasten van Alamanda, die hij enigszins kende, gevraagd of zij wellicht onderdak wilden bieden aan de twee die nu eens zelf toerist waren. Frankrijk, Italië maar vooral Nederland beviel. “Europa is fijn, anders dan Azië, alles is meer georganiseerd. Ik houd ervan om mensen te zien in hun omgeving, hoe zij leven. Ik zou graag nog eens zo’n tour willen maken, maar ik ben gaan duiken onlangs in Papoea, dus moet eerst weer sparen!”

Hij heeft ook geleerd van Europeanen, vertelt hij. Na discussies moet je niet lang boos blijven. Als Indonesiërs onder elkaar een lastig gesprek hebben, kan het volgens hem jaren duren eer de sfeer weer goed is. “Als ik nu met mijn vader een discussie heb, zeg ik er gelijk bij dat ik hem niets kwalijk neem. Frans kan soms ook uit zijn slof schieten als er iets verkeerd gaat maar tien minuten later is alles weer okay.”

Over politiek wil hij liever niet praten. Dat is een gecompliceerd onderwerp hier. Hooguit wil hij kwijt dat er in Indonesië veel corruptie is. “Dat kunnen we echter niet veranderen.” Hij is er wel trots op Indonesiër te zijn, een Javaan. “Wij verdienen hier niet veel; in Europa hebben jullie het goed qua geld. Maar hier is meer vrijheid. Jullie hebben veel regels, pff. Het verkeer bijvoorbeeld in Europa: jullie hebben zoveel regels waarop jullie vertrouwen als je auto rijdt. Als een automobilist met hoge snelheid een kruispunt nadert, gaan jullie ervan uit dat hij remt omdat hij van links komt. Je rijdt gewoon door omdat jij van rechts komt en voorrang hebt. Hier schuift iedereen een beetje op om de andere verkeersdeelnemer ook ruimte te geven. Dat gaat – zonder allerlei regels – meestal goed.” Ik hoop het maar. Morgen maken we een tweedaagse tocht met hem en rijden via het Dieng plateau naar Semarang. “Ik houd ervan om op pad te gaan met toeristen. Het gaat mij om de uitdrukking op de gezichten van onze gasten als zij bijvoorbeeld de terrassen met rijstvelden zien of mensen aan het werk op een rijstveld. Daar geniet ik van.”



 


maandag 2 januari 2023

Bioscoopje pakken in Yogya

De zon schijnt, het is Nieuwjaarsdag en we zijn in Yogyakarta. Alle reden om buiten te genieten. Toch sla ik het aanbod niet af om met Richie mee te gaan naar de film ‘Avatar, The Way of Water’. Een bioscoopje pakken in een vreemd, ver land is altijd bijzonder en bovendien ben ik benieuwd naar deze nieuwe film. 

Richie kennen we sinds ons eerste bezoek in 2012 aan Alamanda, de bed & breakfast van gastheer Frans Kouwenhoven. Frans was jarenlang onder andere hotelmanager op een cruiseschip, dus service staat hoog in zijn vaandel. Die ochtend was bij het ontbijt aan de orde gekomen dat ik graag naar de bioscoop ga. Gelijk belde Frans met Richie, of hij iets te doen had die middag en met mij naar de film wilde gaan. Het gesprek ging te snel om te volgen of Richie keus had, maar feit is dat hij me om 12 uur kwam ophalen.

Richie hoorde in 2012 bij zijn staf maar inmiddels heeft hij een eigen bed en breakfast en restaurant ‘Rosella’. Gelukkig voor mij waren er op Nieuwjaarsdag geen gasten. Zo reed Richie ons rond het middaguur naar de City Mall, een afschuwelijk nep-Romeins aandoend winkelcentrum. Jammer genoeg was de bioscoop met luxestoelen al vol, dat schijnt een belevenis te zijn. Eerst leidde Richie me naar een supermarkt. De drankjes en snacks bij de bioscoop waren volgens hem twee keer zo duur. We kochten twee flesjes mineraalwater, een paar kleine zoete broodjes en voor hem nog een reep chocolade. Ik hoefde niet. Later vertelde hij bij Alamanda dat hij hoopte dat ik van alles zou kopen en dat we met bergen eten heerlijk drie uur lang film zouden kijken. Maar zelfs de chocola die ik zelf niet hoefde, heeft hij uiteindelijk nog met me gedeeld. Tja, als je een halve reep aangeboden krijgt als choco-holic dan weiger je natuurlijk niet.
Ik heb deel 1 van Avatar destijds niet echt gezien, of eigenlijk wel bekeken op een klein scherm in het vliegtuig op één van onze reizen, maar het geluid was slecht en ik snapte er niet zoveel van.
Ditmaal heb ik zitten genieten. Ik heb een traan weggepinkt, heb Richie af en toe op zijn schouder geslagen van schrik en heb hardop zitten lachen. Gelukkig was de film niet nagesynchroniseerd zodat ik alles goed kon volgen. Soms is een bioscoopbezoek in een ander land echt anders dan in Nederland, maar nu leek het in het donker net Pathé. Wel viel me op dat de voorbeschouwingen van films die nog gaan draaien, allemaal horrorfilms waren. Blijkbaar is dat een geliefd genre hier.



Aan het einde van de middag waren we weer terug bij de villa. Van het betalen van het kaartje was geen sprake, evenmin van de kosten voor de parkeergarage. Marco had op het balkon zitten lezen met een biertje en een dikke sigaar erbij. Iedereen had het naar de zin gehad. We gingen nog even met elkaar aan de grote tafel zitten bij het huis. Nu vertelde Richie pas dat hij de film voor de derde keer had gezien. Wat lief van hem dat hij toch met me mee was gegaan. Een heerlijk begin van een nieuw jaar. Veel gezondheid en geluk!