Over Medan in Sumatra lees en hoor je weinig positieve
verhalen. Eigenlijk wordt de stad meer als toegangspoort gebruikt om naar de
jungle en Lake Toba door te reizen. Voor ons is dit de derde dag en we vervelen
ons voor geen cent. We ontdekken de stad aan de hand van een route die staat in
de Gids Historische Stadswandelingen van Emile Leushuis (ISBN 9789460221620). Dat
scheelt wel, denk ik, we hebben een doel; we lopen niet kris kras door de stad.
Bovendien geeft de beschrijving die bij de route hoort, ons een ander beeld van
de stad.
Door onze oogharen heen, zien we hoe het er vroeger uitzag.
Gebouwen die we misschien voorbij waren gelopen, krijgen een interessante
duiding door het historische verhaal. Opeens herkennen we de oude Hollandse
infrastructuur, met brede lanen, planten in de berm. De stadsvernieuwingsstijl
uit de jaren twintig, met veel tuinen en open ruimte. De huizen zijn soms
juweeltjes. Versleten pareltjes, dat wel.
Het is trouwens een hele opgave om met een routekaart te
lopen in Indonesische steden. Een trottoir is hier een ongekende luxe. En als
er een stoep is, dan staat die vol. Met brommers, geparkeerde auto’s voor de
voordeur en met eetstalletjes. Foodtrucks zijn in Azië uitgevonden hoor! Vaak
gebruiken ondernemers de stoep voor hun winkel ook als extra ruimte of om er
hun werk te doen. Kortom, er is voor alles ruimte, behalve voor voetgangers.
Alles wat wielen heeft, rijdt hier daarom rijen dik door de
straten. Auto’s, brommers, becaks. Vier mensen op een brommer is geen
uitzondering (zie het filmpje).
Marco verbaast zich er altijd over dat de kleinsten geen helm
dragen; alleen de volwassenen. Vanmorgen zagen we een moeder met kind, dat
hooguit anderhalf jaar was. Ze kon net haar voetjes laten rusten op het stuur. Daar
had ze haar knuistjes overigens ook. Ze zat enigszins dubbel gevouwen bij haar
moeder voor. Hoe houdt zo’n baby zich in godsnaam rustig op de brommer? Als ik
dan kijk hoe kinderen thuis in een auto meegaan. In een maxicosy, helemaal
ingesnoerd, vastgemaakt met de gordel.
In Indonesië is lopen gevaarlijk. Het trottoir staat dus om
de vijf meter vol met van alles en bovendien zitten er gewoon hele gaten in de
stoep. Een meter dieper zie je dan een hoop rommel en een beetje water voorbij
stromen. Marco viel bijna in zo’n gat gisteren. We hadden een becak (fietstaxi)
aangehouden en na de onderhandelingen met de chauffeur liep ik om de becak
heen.
Zorgzaam als hij is, stapte Marco, om mij in te laten stappen, achteruit
maar daar zat een gat. Gelukkig deed hij in een reflex zijn armen wijd en bleef
hij boven die prut hangen. Ik was net tevreden over de deal in de becak gaan
zitten en had Marco’s capriolen niet opgemerkt. Aan de reactie van de chauffeur
te zien, ging het maar net goed! Dan toch maar weer lopen vanavond?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten