vrijdag 16 juni 2017

Wandelen in Indonesië: gekkenwerk

Over Medan in Sumatra lees en hoor je weinig positieve verhalen. Eigenlijk wordt de stad meer als toegangspoort gebruikt om naar de jungle en Lake Toba door te reizen. Voor ons is dit de derde dag en we vervelen ons voor geen cent. We ontdekken de stad aan de hand van een route die staat in de Gids Historische Stadswandelingen van Emile Leushuis (ISBN 9789460221620). Dat scheelt wel, denk ik, we hebben een doel; we lopen niet kris kras door de stad. Bovendien geeft de beschrijving die bij de route hoort, ons een ander beeld van de stad.
Door onze oogharen heen, zien we hoe het er vroeger uitzag. Gebouwen die we misschien voorbij waren gelopen, krijgen een interessante duiding door het historische verhaal. Opeens herkennen we de oude Hollandse infrastructuur, met brede lanen, planten in de berm. De stadsvernieuwingsstijl uit de jaren twintig, met veel tuinen en open ruimte. De huizen zijn soms juweeltjes. Versleten pareltjes, dat wel.



Het is trouwens een hele opgave om met een routekaart te lopen in Indonesische steden. Een trottoir is hier een ongekende luxe. En als er een stoep is, dan staat die vol. Met brommers, geparkeerde auto’s voor de voordeur en met eetstalletjes. Foodtrucks zijn in Azië uitgevonden hoor! Vaak gebruiken ondernemers de stoep voor hun winkel ook als extra ruimte of om er hun werk te doen. Kortom, er is voor alles ruimte, behalve voor voetgangers.


 Lopen, jalan, is hier toch gekkenwerk, vinden zij zelf. Waarom zou je gaan lopen? Een auto geeft ook status. De mensen gaan liever met de auto twee straten verderop een pakje sigaretten kopen, dan te gaan lopen. Want dan kan iedereen zien dat je over een auto beschikt. Lopen doe je alleen als je geen geld hebt.


Alles wat wielen heeft, rijdt hier daarom rijen dik door de straten. Auto’s, brommers, becaks. Vier mensen op een brommer is geen uitzondering (zie het filmpje). 
Marco verbaast zich er altijd over dat de kleinsten geen helm dragen; alleen de volwassenen. Vanmorgen zagen we een moeder met kind, dat hooguit anderhalf jaar was. Ze kon net haar voetjes laten rusten op het stuur. Daar had ze haar knuistjes overigens ook. Ze zat enigszins dubbel gevouwen bij haar moeder voor. Hoe houdt zo’n baby zich in godsnaam rustig op de brommer? Als ik dan kijk hoe kinderen thuis in een auto meegaan. In een maxicosy, helemaal ingesnoerd, vastgemaakt met de gordel.



In Indonesië is lopen gevaarlijk. Het trottoir staat dus om de vijf meter vol met van alles en bovendien zitten er gewoon hele gaten in de stoep. Een meter dieper zie je dan een hoop rommel en een beetje water voorbij stromen. Marco viel bijna in zo’n gat gisteren. We hadden een becak (fietstaxi) aangehouden en na de onderhandelingen met de chauffeur liep ik om de becak heen. 


Zorgzaam als hij is, stapte Marco, om mij in te laten stappen, achteruit maar daar zat een gat. Gelukkig deed hij in een reflex zijn armen wijd en bleef hij boven die prut hangen. Ik was net tevreden over de deal in de becak gaan zitten en had Marco’s capriolen niet opgemerkt. Aan de reactie van de chauffeur te zien, ging het maar net goed! Dan toch maar weer lopen vanavond?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten