In de verte zien we flikkerende lichten. Gezang en getrommel
komen in flarden over het water op ons af. Op het meer bij Maninjau drijft een
vlot langzaam onze richting op. Waarschijnlijk hebben mensen hier weken aan
gewerkt. Het lijkt op een piramide met lichtjes, op de top staat een Minangkabau-huis.
Zie ook dit filmpje
Op de hoeken hangen zelfgemaakte lampionnen die een auto, de
beroemde klokkentoren van Bukittinggi, een libelle en een brommer verbeelden. Midden
op het vlot, omringd door de lichtjes, zitten mensen die zingen en muziek
maken. Het ziet er prachtig uit.
We zitten op een randje van een plein langs het water naar
het spektakel te kijken. Naast en achter ons zitten Indonesiers. Zonder enige
gene maken ze een selfie met ons op de achtergrond. De man naast me knoopt een
praatje aan. Hoe heet ik, waar komen we vandaan, is dat mijn man, waar gaan we
naar toe? zijn de geijkte vragen. Ik vind het niet erg want mijn bahasa is net
genoeg om deze vragen te beantwoorden. Een vrouw belt haar vriendin op en via
facetime stelt ze Marco aan haar voor. Er ontstaat een curieus gesprek tussen
die drie. Iedereen erom heen lacht. Het is het einde van de Ramadan en
vrolijkheid overheerst.
In IndonesiĆ« is er – over het algemeen – een vrolijke vorm
van de islam. Vrouwen met hoofddoek kijken Marco openhartig aan, willen met hem
op de foto en pakken hem bij de arm als hij wat verder weg blijft staan. Geen
afgewende blik of verlegen houding. Ook met het vasten wordt ruimhartig
omgegaan. “Ramadan zit in mijn hart”, zei een gids toen hij samen met ons een
lunchpakket opende tijdens een jungletocht. Als ze een sigaret willen roken,
‘gaan ze even een luchtje scheppen’. Ook voor ons is er genoeg te eten en te
drinken. De meeste zaken zijn gewoon open. Veel restaurantjes hebben een
gordijn opgehangen zodat je van buitenaf niet kunt zien wie er eet.
Sinds gisteravond is het vasten voorbij. Om 18.25 uur ging
de zon onder en brak het feest hier los. Veel moslims kijken het hele jaar uit
naar ‘Idul Fitri’, zoals het feest hier heet. Ze mogen weer eten de hele dag
door en dat doen ze graag. Maar misschien nog wel belangrijker: mensen gaan
vaak naar hun geboorteplaats voor familiebezoek. “Er komen vandaag veel
kinderen langs. Wij geven hen altijd geld. Dat moet dan het liefst een spiksplinternieuw
briefje zijn van 5000 roepiah (0,34 eurocent).” Op mijn vraag of hij dan niet
bankroet is aan het einde van de dag, antwoordt de baas van ons hostel dat het
maar een keer per jaar is en dat hij ervoor spaart.
Op de terugweg ’s avonds van het plein in het dorp naar ons
hostel rijdt het verkeer af en aan. Er komt een pick up aan, de achterbak staat
vol jongelui. Ze zwaaien enthousiast naar ons. ‘Selamat hari raya’ roepen we en
na die gelukwens kunnen we helemaal niet meer stuk. Een sliert van auto’s,
brommers en scooters rijdt ons voorbij, toeterend en vooral lachend.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten