Bij Lake Maninjau logeren we bij Bagoes Café van Jek, een
vrolijke ondernemer. Zijn schoonvader is het hostel ooit begonnen, maar het was
verwaarloosd, vertelde Jek en vijf jaar geleden heeft hij samen met zijn vrouw
de schouders eronder gezet. Het hostel ligt aan het meer, met zitjes op
verschillende niveaus. Soms ligt er een varaan te zonnen op een van de
platforms aan het meer, ‘maar alleen als het warm is’ (sic).
Jek is 49 jaar, getrouwd en heeft een dochter van elf. Zij
is al bijna groter dan Jek en weegt denk ik ook een stuk zwaarder dan deze
tanige man. “Het is een teken van welvaart als je kinderen dik zijn.” Jek praat
graag met zijn gasten. Hij heeft voor zijn huwelijk veel gereisd, in Indonesië,
en weet goed wat toeristen willen.
De kamers zijn schoon, er is een eigen
badkamer met toiletpot (in plaats van ‘voetjes’) en een veranda met uitzicht op
het meer. We kunnen via Jek scooters huren, een auto met chauffeur en zelfs een
volgend hostel. Morgen reizen we bijvoorbeeld door naar de Harau Canyon waar we
twee nachten blijven slapen. Jek heeft alvast de eigenaar gebeld en gevraagd hoe
de condities zijn op de weg.
We moeten daar voor tien uur arriveren want anders
staan we uren vast in de file. Na de Ramadan hebben veel mensen een week vrij
en iedereen is deze dagen onderweg naar familie. Voor ons betekent het dat we
om zes uur ’s ochtends op pad moeten gaan morgen.
Jek is geboren in Bukittinggi, maar koos voor Maninjau om
drie redenen. “In de morgen is er die stilte.
De temperatuur is hier aangenaam
en ‘of course the food!’. “In Bukittinggi hebben we 100.000 rp per dag nodig om
te leven, hier 20.000 (1,50 euro). We hebben een tuin waar chilli groeit en
sereh. Wat hebben we nog meer nodig?”
Regelmatig komen vrienden van Jek langs, om even een sigaret
te roken, wat te praten met elkaar of muziek te maken. Gisteravond speelden Jek
en een vriend op hun gitaar, hits van Clapton, the Stones en weemoedige
Indonesische liedjes. We hebben nog maar een nacht bij geboekt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten