De laatste dag van onze
vakantie gaan we op zoek naar herinneringen. Het hotel Puri Taman Sari hebben
we niet voor niets gekozen. Hoewel het hotel zich midden tussen de sawah’s
bevindt, is de ligging ervan misschien niet ideaal voor een toerist zonder vervoermiddel.
Het enige dat zich binnen een straal van twee kilometer bevindt is een kampong
en enkele huizen. Er is geen bus, geen angkot (busje dat als een taxi heen en
weer op een route rijdt), geen bajaj of dokar (paard en wagen). Alles doen we
te voet. En dat is onbegrijpelijk voor Indonesiërs die een broertje dood hebben
aan lopen. Als het dan moet, sjokken ze langzaam, het hele lichaam lijkt te
protesteren tegen deze vorm van beweging.
De eerste dag waren we ’s
middags een stuk gaan lopen. Omdat wij de enige gasten waren, werden we nagestaard
door zeker tien bedienden die altijd klaar staan om je te helpen. Na een uurtje
wandelen, vonden we een aantal restaurantjes. Lekker gegeten, heerlijk zitten
kletsen met een Bir Bintang erbij. Na het afrekenen bood de eigenaar aan, met
wie we een tijd hadden zitten praten, om ons naar het hotel terug te brengen.
Achterop de brommer. Hij kon dus maar telkens één persoon meenemen. Vrouwen
gaan eerst, toch? In ons hotel aangekomen bleek iedereen in paniek. Als je een Indonesiër
iets vraagt, breng je hem al gauw in verlegenheid als hij het antwoord niet
weet, maar zelf vragen ze zonder enige gene je het hemd van het lijf. “Waar
zijn jullie geweest?”, “Hebben jullie nou al gegeten?” en “Waar is je man?”
Toen ik antwoordde dat we in het dorp wat hadden gegeten, stonden direct zo’n
vijf vrouwen op. Zij begrepen dat zij die avond niet meer in actie hoefden te
komen. Onze vriend Bagus belde iemand op die hij had ingeschakeld om naar ons
te zoeken. “We waren bang dat jullie verdwaald waren, jullie waren zo lang
weg.”
Toen we de dag erna vertelden
dat we naar een stad in de buurt wilde, was Bagus onverbiddelijk. Hij zou ons
rijden, tegen betaling weliswaar, maar de vele nieuwe auto’s en honderden
brommers die hier rijden zijn allemaal op krediet gekocht en de lening moet wel
worden afbetaald. Tabanan was ons doel.
Op de geboorteakte van Marco’s oma stond deze plaats genoemd, geen adres, geen verdere omschrijving. We wilden toch graag zien waar oma Krimpen (zo noemden wij haar) ooit had gewoond. Tabanan ligt in het groene hart van Bali, links ten opzichte van Ubud, maar op dezelfde hoogte. De stad wordt de hoofdstad van de rijstbouw genoemd, overal zie je de bekende fraai glooiende rijstvelden hier. In het centrum hebben we rondgelopen, op zoek naar koloniale huizen, naar herinneringen. We hebben foto’s gemaakt om thuis te laten zien aan familie die heel nieuwsgierig is naar onze avonturen.
Op de geboorteakte van Marco’s oma stond deze plaats genoemd, geen adres, geen verdere omschrijving. We wilden toch graag zien waar oma Krimpen (zo noemden wij haar) ooit had gewoond. Tabanan ligt in het groene hart van Bali, links ten opzichte van Ubud, maar op dezelfde hoogte. De stad wordt de hoofdstad van de rijstbouw genoemd, overal zie je de bekende fraai glooiende rijstvelden hier. In het centrum hebben we rondgelopen, op zoek naar koloniale huizen, naar herinneringen. We hebben foto’s gemaakt om thuis te laten zien aan familie die heel nieuwsgierig is naar onze avonturen.
Omdat we de zoektocht nog
niet wilden opgeven, reed Bagus ons naar een kerk in de hoop daar iemand te
vinden die nog weet had van de Hollandse tijd. Zes militairen, zwaar bewapend,
zaten voor de deur op wacht. In Indonesië is het rond Kerstmis niet makkelijk
als katholiek of protestant. Een klein handje vol fanatieke moslims probeert de
anderen te intimideren en van hun geloof te brengen. De soldaten zijn er om
eventuele confrontaties te voorkomen. In de kerk brandden de lichtjes van de
kerstboom. Niemand was er.
We gingen uiteindelijk weg uit
Tabanan zonder enig spoor van Adriana Johanna Muller. Alleen de eigen
herinneringen blijven, aan de pan op het comfortje op zondag (je kwam via de
keuken binnen, nooit via de gewone buitendeur) de kachel met de kroketten in
een schaal erbovenop en met zn allen eten aan de soto ajam met een ei.
Er is in 100 jaar natuurlijk
veel ver-en herbouwd en ook de stad zelf is groter geworden. Misschien is er
van het oude centrum of van de straat waar ze woonde niets meer over.
Allemaal vragen die nog niet
beantwoord zijn. Ik heb in ieder geval een goede indruk gekregen hoe het leven
in Indonesie is.
De zoektocht gaat
verder.