We verlaten Sumatra en dat gaat niet zonder slag of stoot.
Wat een doordeweekse vlucht van Medan naar Jakarta moest zijn, werd een Poolse
landdag, maar dan op zijn Indonesisch. Tjonge, wat kunnen die fel zijn!
Het
vliegtuig van Lionair kwam vanuit Banda Aceh al met vertraging aan in Medan. Om
18.30 uur zouden we doorvliegen naar Java. De vlucht stond al snel met
vertraging op het bord. Daarna werd nog eens twee keer omgeroepen dat het
vliegtuig later zou vertrekken. De laatste melding werd met hoongeroep ontvangen.
Om een uur of 21.30 uur kregen we het sein dat we konden
instappen. Marco en ik sloten wat later in de rij aan. Er zitten nadelen aan
als je je niet gelijk meldt, weet ik nu. Toen er nog ongeveer twintig mensen in
de rij stonden, werden de deuren gesloten. Ik begreep uit de toelichting van
het grondpersoneel dat de capaciteit van het vliegtuig niet voldoende was. Men
kon in een hotel gaan slapen en zich de volgende dag melden voor de eerste
vlucht naar Jakarta. Ik dacht dat de hel los brak.
Mannen vlogen op het personeel van Lionair af en een man
werd bij zijn keel gepakt. Een vrouw schreeuwde zoals in films Touaregs doen,
waardoor de mannen nog eens extra werden aangespoord om zich te laten gelden.
Een groepje mensen slaagde erin langs de bewaking naar de gate te rennen,
beveiligingsbeambten renden er achteraan. In de wachtruimte renden anderen weer
langs het glas om een glimp op te vangen van hetgeen bij de gate gebeurde. Het
was een gekkenhuis.
Ik deed ook een duit in het zakje in de hoop dat er toch nog
enkele mensen mee konden met deze vlucht naar Jakarta. In mijn beste bahasa
legde ik uit dat onze koffers in dat vliegtuig zaten en dat we de volgende dag
zouden doorvliegen naar Holland. Een beetje overdrijven was – gezien de hectiek
– wel geoorloofd, vond ik. Intussen waren de ‘ontsnapte’ mensen door de
beveiliging met zachte dwang weer naar de wachtruimte geduwd, althans ik hoorde
de vrouw weer gillen met klakkende tong.
Na telefonisch overleg kwam het grondpersoneel met een
oplossing. De passagiers die al in het vliegtuig zaten, zouden weer naar de
wachtruimte komen en iedereen zou met een groter vliegtuig naar Jakarta
vliegen. Het leek mij een geweldige oplossing, maar de meeste Indonesiers
reageerden kwaad op dit bericht. Inmiddels kwamen de andere passagiers weer
terug naar de wachtruimte, ook kwaad natuurlijk. De grondstewardess werd zowat
belaagd, terwijl haar mannelijke collega’s nergens te bekennen waren. Een man
stormde op haar af, met zijn tas zwaaide hij tegen haar bureau. Het was de man
die eerder haar collega bij de keel had gegrepen. Even daarvoor had ik de vrouw
zien bellen. Op haar telefoon stond een foto van een schattig kindje. Ik moest
haar helpen en ging tussen haar en het publiek in staan. “Dit is een vrouw en
moeder van een kindje”, riep ik naar de heethoofden voor haar. Ik vroeg aan
iemand naast me wat er aan de hand was. Er was toch een ander, groter
vliegtuig? Het bleek dat de mensen het vliegtuig niet vertrouwden. Dit was een
‘emergency plane’ en men wilde eerst een garantie van de piloot dat het
vliegtuig veilig was.
Een jongeman sprak me aan in het Engels en vroeg me of ik
wist wat er aan de hand was. Hij wachtte eigenlijk bij een volgende gate maar
was op het kabaal afgekomen. Lachen dat ik de situatie moest uitleggen terwijl
ik zelf met moeite uit het geschreeuw wat zinnigs kon opmaken! De student
vertelde dat hij op een vlucht naar Malang wachtte. Daar moest hij de volgende
dag een test doen om zich te kunnen aanmelden voor de universiteit. Ik verbaas
me er niet meer over dat mensen van hot naar her reizen hier over afstanden die
we thuis alleen afleggen in de zomervakantie. Marco was intussen een gesprek
begonnen met een jongeman die morgen een ‘shooting’ moest doen voor een korte
film. Eigenlijk werd het best gezellig.
Bij de ingang van de gate was weer een opstootje. Een man
hield een papier omhoog. Er stond een verklaring op, zo vertelde hij, dat het
vliegtuig veilig was. Een stempel en handtekening maakten het stuk officieel.
Iedereen maakte een foto van het papier. Al zal het niet veel helpen dat je een
foto op je mobiel ervan hebt als het vliegtuig naar beneden stort. Rond
middernacht konden we dan ‘boarden’. In het vliegtuig werden de stewardessen
met argusogen gevolgd. Mijn buurman keek angstig naar het plafond waar wat
condensdruppels zaten. Voorlopig zijn we onderweg.
Na de landing werd door iedereen zowaar een spurt ingezet. En masse stond men voor een balie met de boardingpass in de hand. Het was geen douane, zouden daar de koffers worden neergezet? Ik ging eens kijken. Een vrouw vertelt dat het om ‘compesasi’ gaat van Lionair. Wij gaan snel alweer terug naar Nederland en die papierwinkel duurt waarschijnlijk te lang voor ons. ‘Cash!’ roept ze als antwoord. Driehonderdduizend roepiah per persoon, dat is wel waard om in de rij te gaan staan. Bovendien bedenk ik dat het ook beledigend is als we schouderophalend weglopen hiervoor. Na veel geduw en getrek, de man die eerst zo kwaad werd, staat nu weer te schreeuwen en tegen de balie aan te schoppen, veel formulieren en stempels, kunnen we de stad in. Jakarta, here we come!
Na de landing werd door iedereen zowaar een spurt ingezet. En masse stond men voor een balie met de boardingpass in de hand. Het was geen douane, zouden daar de koffers worden neergezet? Ik ging eens kijken. Een vrouw vertelt dat het om ‘compesasi’ gaat van Lionair. Wij gaan snel alweer terug naar Nederland en die papierwinkel duurt waarschijnlijk te lang voor ons. ‘Cash!’ roept ze als antwoord. Driehonderdduizend roepiah per persoon, dat is wel waard om in de rij te gaan staan. Bovendien bedenk ik dat het ook beledigend is als we schouderophalend weglopen hiervoor. Na veel geduw en getrek, de man die eerst zo kwaad werd, staat nu weer te schreeuwen en tegen de balie aan te schoppen, veel formulieren en stempels, kunnen we de stad in. Jakarta, here we come!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten