Het eiland Sabang, ook wel Pulau Weh genoemd, laten we
achter ons. De ferry brengt ons terug naar het vaste land van Sumatra. Drie
dagen lang hebben we hier geluierd, met de brommer rondgereden en vooral
gesnorkeld.
Bij de haven in Banda Aceh regelen we een becak. We willen
nog even de stad in om een kop koffie te drinken. De becakrijder, Jack, propt
onze koffers op het fragiele wagentje. Met touwtjes – Marco schreef al eens een
verhaal over hoe Indonesië met touwtjes aan elkaar vast lijkt te zitten –
worden de koffers achter ons vastgemaakt.
Onderweg vertelt Jack over de tsunami, de ramp die nog
steeds aan de orde van de dag is. “Na de aardbeving zei ik tegen mijn vrouw dat
ze naar mijn moeder moest gaan, die woont verderop. Later kwam het water. Het
was zwart. Mijn huis was er niet meer. Ik rende naar het huis van mijn moeder,
maar mijn vrouw was er niet. Ook in het ziekenhuis kon ik haar niet vinden. Die
nacht kon ik niet slapen; in gedachten hoorde ik mijn vrouw roepen om hulp. Ze
was drie maanden zwanger.”
In de koffiezaak kiezen we een koffie uit, die vers gebrand
is. De eigenaar, de vriend van Jack, komt bij ons zitten. “Welkom in Aceh! Wat
vinden jullie van Aceh?” Hij is blij met onze vriendelijke beoordeling en
vraagt ons dit thuis te vertellen. “Toeristen zijn van harte welkom hier.”
Ook hij brengt het gesprek op de tsunami. Dertig jaar was hij in 2004 en door zijn werk bij de koffiezaak/annex restaurant sprak hij Engels. “Opeens zag ik mensen voorbij rennen. ‘Het water komt eraan.’ Ik geloofde het eerst niet, maar heb toch de zaak dicht gedaan en ben ook gaan rennen. Het was vreselijk. Overal hoorde je geroep om hulp. Ik heb me opgegeven als vrijwilliger om te tolken. Veel mensen hier spreken alleen de eigen taal, van Aceh. Zo kon ik militairen helpen bijvoorbeeld met het aanleggen van drinkwater. Mijn familie vroeg later wat ik ermee had verdiend. Vrijwilliger? Dat begrip kenden ze niet.”
Marco en ik moeten op de foto met hem, met zijn vrouw en met de becakrijder. Met een ferme handdruk nemen we afscheid. “Kom gauw terug.”
Ook hij brengt het gesprek op de tsunami. Dertig jaar was hij in 2004 en door zijn werk bij de koffiezaak/annex restaurant sprak hij Engels. “Opeens zag ik mensen voorbij rennen. ‘Het water komt eraan.’ Ik geloofde het eerst niet, maar heb toch de zaak dicht gedaan en ben ook gaan rennen. Het was vreselijk. Overal hoorde je geroep om hulp. Ik heb me opgegeven als vrijwilliger om te tolken. Veel mensen hier spreken alleen de eigen taal, van Aceh. Zo kon ik militairen helpen bijvoorbeeld met het aanleggen van drinkwater. Mijn familie vroeg later wat ik ermee had verdiend. Vrijwilliger? Dat begrip kenden ze niet.”
Marco en ik moeten op de foto met hem, met zijn vrouw en met de becakrijder. Met een ferme handdruk nemen we afscheid. “Kom gauw terug.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten