De weg naar onze volgende camping, Pioneer campingground in
Laporte midden in the Endless Mountains, voert ons door verschillende dorpen. Langs
beide kanten van de weg staan schattige witte, houten huizen met een veranda en
een paar schommelstoelen, een Amerikaanse vlag wapperend naast de deur. Het
klassieke beeld van wat je van het Amerikaanse platteland voorstelt.
We hopen
ergens nog een winkel te zien om boodschappen in te slaan. En omdat je in
Amerikaanse supermarkten geen bier of wijn kunt kopen, zijn we ook op zoek naar
een liquor store. Onze koelkast bevat
enkele tomaten, mosterd, boter, jam en een flesje water; Marco snakt naar een
biertje en een glaasje wijn bij het eten zou ook heerlijk zijn.
Drank in Amerika is behoorlijk duur. Voor een wijntje in een
restaurant ben je zeker tien dollar kwijt (ongeveer acht euro) en voor een glas
bier ook zoiets. In de winkel kost een fles wijn tenminste elf dollar. Voor de
Frontera uit Chili, die ik bij AH pas nog voor nog geen vier euro kocht, betaal
je hier zeker dertien dollar. Het vreemde is dat een liquor store, een zaak waar alcohol wordt verkocht, vrijwel altijd
een armzalige uitstraling heeft. Het ziet eruit als een zaak die je liever
mijdt en waar je niet graag wordt gezien. Het bedrag dat een gemiddelde klant
zal neertellen voor de producten rechtvaardigt echter een chique zaak.
Op de veertig kilometer lange weg naar Laporte staat van
alles langs de kant van de weg, maar geen zaak waar we onze boodschappen kunnen
inslaan. Misschien heeft de kampwinkel wat in voorraad. De camping is heerlijk.
Het is rustig en de camper is amper te zien tussen de bomen. Eekhoorntjes
rennen rond en als Marco takjes aan het verzamelen is voor het kampvuur, ziet
hij een slangetje kronkelen tussen de bladeren. We kijken in het winkeltje of
we daar onze boodschappen kunnen vinden. Behalve artikelen om een goed kampvuur
te maken en om kinderen te vermaken, zien we niets van onze gading. “Only four miles ahead you can find a
general store”, vertelt de beheerster. Zij vindt het hartstikke leuk dat we
deze camping hebben gekozen. Hoe kwamen we eigenlijk op dat idee? Ik vertel
haar van het boek (10 cm dik) dat we in New York hebben gekocht en dat we een
hele dag hebben meegesjouwd door Manhattan en overigens later tot de
standaarduitrusting van de camper bleek te behoren. Amsterdam kent ze vanuit
haar studietijd dertig jaar geleden. Ze lacht erbij alsof we een geheim delen:
misschien denkt ze aan de coffeeshops die ze ongetwijfeld destijds zal hebben
bezocht en die in Amerika ondenkbaar zijn. “Ik heb tien jaar in Manhattan
gewerkt en af en toe mis ik de grote stad. I
miss the etnic food like the Indian cuisine, gerechten die je hier in de
bergen niet op de menukaart zal terugvinden. Binnenkort gaan we weer een weekeinde
naar New York om heerlijk op terrasjes te zitten en uit eten te gaan.”
Tot nu toe hebben we geen vervelende ervaring met
Amerikanen. Ook de streng gelovige Amish bleken ontzettend aardig en niet
beschroomd om een praatje mee aan te gaan. Eigenlijk zou ik willen dat mensen
in Nederland ook op deze manier met elkaar omgaan. Hier groet men elkaar,
vraagt hoe het gaat vandaag en luistert ook naar het antwoord. In winkels en
restaurants word je uitermate goed geholpen; dat de fooi een belangrijk deel van
het loon uitmaakt, zal hier debet aan zijn, maar goed. Terug naar de kampwinkel
waar de verse producten op zijn omdat er niets geleverd is vanwege de feestdag
4th of July. De general store moet
uitkomst bieden. We gaan op weg. Een stuk langs de snelweg waar ontzettend
fraaie vrachtwagens voorbij denderen. Er staan in dit deel van het land veel
huizen te koop, zouden veel mensen wegtrekken naar de grote stad? Als je niet
op het land wilt werken, waarmee kun je in dit gebied eigenlijk geld verdienen?
In de regionale krant is het voorpaginanieuws (!) dat een school twee nieuwe
leraren heeft aangenomen. Het jaarsalaris staat zonder gene in de krant
afgedrukt: 53.000 dollar voor de wiskundeleraar en 50.450 dollar voor de
muziekleraar.
Na zes kilometer wandelen in de brandende zon langs de
bosrand en deels langs de rijksweg komen we in het stadje Laporte. In de general store, een gewone buurtwinkel
met een beperkt assortiment, blijkt een stroomstoring roet in het eten te
gooien. Maar als we vragen of we dan ook niets kunnen kopen, flakkert het licht
aan. “Als de kassa werkt, verkopen we.” Met een doos eieren, een blikje bonen
(altijd goed) en twee flesjes limonade voor direct gebruik, beginnen we aan de
terugweg, twaalf dollar armer.
Wanneer we de volgende dag op weg zijn naar onze volgende
campingplaats, speuren we de route af. Op zoek naar zo’n verbijsterend lelijke
zaak waar we bier en wijn kunnen inslaan. Want niets is zo ontspannend als ’s
avonds in je luie stoel bij de camper te zitten met een glaasje van het een of
ander. Vuurvliegjes om je heen en de kaart op schoot om de route voor de
volgende dag uit te stippelen: op weg naar de Niagara Watervallen!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten