zondag 4 september 2022

Leven langs de spoorlijn

Vijf jongetjes stoeien met elkaar, ze vormen een kluwen met armen en benen, totdat de bovenste valt. Gelukkig lagen ze op een matras, dus ze kunnen zich nauwelijks bezeren. Het lijkt een aardig tafereel zolang je niet ziet waar ze spelen. Langs de spoorlijn, midden tussen de rails. Dit is real Jakarta. 

Anneke en Ronnie leiden al enkele jaren toeristen rond die nu eens niet de musea willen bekijken of de prestigieuze malls willen bezoeken maar ook de andere kant van Jakarta willen zien. Vooraf kun je je overigens geen voorstelling maken van hetgeen je die dag zal gaan zien. We waren er na afloop allemaal stil van en hadden de beelden nog op ons netvlies. Van een ding waren we overtuigd: wat hebben wij het goed!

In het verstedelijkte gebied rondom Groot Jakarta – met de aangrenzende steden erbij dat samen Jobodetabek vormt – wonen zo’n 30 miljoen mensen. Binnen de stadsgrenzen van alleen Jakarta wonen circa 10,5 (2020) miljoen mensen. Officieel. Want er wonen duizenden mensen illegaal in Jakarta. En gisteren hebben we er een paar ontmoet.
  
Anneke kwam met haar zoon Brandon naar het ontmoetingspunt; Ronnie bleek behoorlijk ziek. Met de auto brachten ze ons naar het noordelijke puntje van de stad, bij de haven. We volgden haar een gangetje in waar we nooit van ons leven zonder haar naar binnen zouden gaan. Het was er misschien een meter breed. Aan de ene kant waren openbare ‘kamer mandi’s’ (wasruimten) en toiletten (een Frans toilet, zeg maar, met een gat in de grond). Aan de andere kant van de gang zagen we woonruimtes. Lege kamers, met hier en daar een matras op de vloer. De meeste huizen hebben wel een televisie, dat dan weer wel. Anneke vertelde dat de mensen gewoon elektriciteit betalen; maar officieel wonen doen ze er niet. 

We stopten bij een huis waar vier meisjes enigszins verlegen naar buiten stapten. Vader overleden, moeder aan het werk. Anneke stopte hen wat geld toe. Die ochtend hadden we bij een supermarkt nog tandpasta, shampoo, wasmiddel en kindervoeding gekocht. We gaven de tas aan de meisjes met het gevoel toch enorm tekort te schieten. 

Met een becak reden we het illegale dorp verder in. De straatjes waren vol met mensen, spelende kinderen en geparkeerde brommertjes. Ik denk dat het geen optie is om in die lege, donkere kamers te blijven overdag. We stopten bij een muur waar een gat in was gemaakt. Daarachter lagen spoorlijnen. Elke vijf minuten dendert hier een trein voorbij. “We gaan naar de overkant, want hier komt zo de trein”, zei Brandon. Langs de muren waren zeilen opgerold, ik vermoed dat die ’s avonds worden losgemaakt en zo een afdakje vormen voor de slapers eronder. Een groepje ouderen zat te kaarten. De man ernaast ging rechtop zitten en vouwde zijn zeil netjes voor ons neer. “Kom zitten.” Een buurvrouw kwam erbij, we werden met veel interesse bekeken. Geen moment had ik het gevoel dat we niet welkom waren, integendeel, ze leken het fijn te vinden bezoekers te hebben. Te worden gezien.

Een bekende vrouw van Anneke kwam langs met in haar mandje etenswaar. Anneke vroeg wat ze nog had: gebakken tempeh en wat nasi in bamboebladeren. Als ze alles had verkocht, maakte ze 12.000 roepia winst, ongeveer tachtig eurocent. De vrouw woonde met haar kleinkind langs de spoorlijn, ze had geen 300.000 roepia om een woning te betalen. Ze maakte een wuivend gebaar met haar hand: haar dochter, de moeder van haar kleinkind, was er op een dag vandoor gegaan. Gelukkig kocht Anneke alles wat er nog in het mandje zat voor de mensen die om ons heen zaten. Dat is een onderdeel van de Jakarta Hidden Tour: Je betaalt best een fors bedrag voor een tour – 50 dollar/euro – maar er wordt van alles gekocht en uitgedeeld, sommige mensen krijgen geld toegestopt en zij betalen de becaks waarmee we naar de verschillende delen van de wijk rijden. Voor de covid-pandemie haalden Anneke en Ronnie elke zaterdagmorgen kinderen op. In een klaslokaal kregen ze dan extra les. Ook deze activiteit organiseren zij dankzij de opbrengst van de tours.

Die middag zagen we ook hoe Amerikaanse sojabonen verwerkt worden tot blokken tempeh en tofu. Een fabriek kan ik het niet noemen. We gingen een donkere ruimte in, met boven ons allerlei planken waar de etenswaar op lag te fermenteren. Een man vulde een lange reep plastic met sojabonen, die al een dag hadden liggen weken in water. Nadat hij de bonen met behulp van twee soort strijkijzers tot een driehoekje had gevormd, vouwde hij het plastic eromheen. Met een sigaret smolt hij het plastic vast. Daarna werden twee van die repen op een rieten mat gelegd boven zijn hoofd. Hygiëne ho maar en arbeidsomstandigheden zijn hier ver te zoeken.

Bij de havenmond laten Anneke en Brandon vervolgens zien dat de overheid de illegale, mensonterende bewoning wel aanpakt. Een aantal van de krotjes is gesloopt en daarvoor in de plaats is een huizenblok neergezet. Voor 300.000 roepia (20 euro) per maand kunnen ze legaal wonen. In Jakarta is een minimumloon ongeveer 3 miljoen roepia. Als ze werk hebben dan. Maar je ziet hier overal mensen die zich verdienstelijk maken en wat geld proberen te verdienen. Op hoeken van wegen bijvoorbeeld waar iemand dan het verkeer voor je vasthoudt zodat je met de auto veilig de bocht kan nemen. Ik heb Brandon gisteren zeker zes keer iemand een muntje van 500 roepia zien geven.

Het was een afschuwelijk confronterende tour maar een die stemt tot nadenken. De mensen met wie we spraken, lachten in ieder geval en vroegen geïnteresseerd hoeveel kinderen wij hadden. Kinderen liepen aan het eind van de middag met gewassen haartjes en in pyjama’s rond. Wie zijn wij dat we oordelen over hun leven? Een ding is zeker: ik bevind me in een enorm bevoorrechte situatie met familie, vrienden, baan, huis. 


1 opmerking:

  1. Om nederig en emotioneel van te worden. Wat zijn wij bevoordeeld en dan op alle gebieden.

    BeantwoordenVerwijderen