donderdag 2 januari 2020

Laatste dag op Bali

Onze laatste dag van deze reis naar Indonesië brengen we door op Bali. Ons vliegtuig gaat rond middernacht dus we hebben nog een hele dag. Het was wel even wennen toen we van het eiland Flores op Bali aankwamen. Tjonge, wat is het op Flores dan rustig en (nog) puur. Bali is in onze ogen toch een beetje een exotisch Lloret de Mar met alle bars, restaurants en toeristenfuiken. (Ik heb trouwens een aantal fijne vakanties doorgebracht in Lloret hoor).

We willen deze dag niet bij het zwembad blijven en besluiten een scooter te huren. Een scooter is in Indonesië een onmisbaar vervoermiddel. Voor een euro of vijf kun je er de hele dag over beschikken. Het reisdoel vandaag is eerst Uluwatu, een tempel op een klif uit de elfde eeuw, die helemaal op het zuidelijkste puntje van Bali staat. Het is heerlijk om zo te reizen; de wind in mijn haren, me goed vasthoudend aan mijn lief.

Van Nina hebben we de tip gekregen om de rustige tolweg te nemen. De weg van Sanur naar het zuiden leidt langs o.a. het vliegveld en Kuta en is dus erg druk. Bij een Alfamaret zouden we kaarten kunnen kopen voor de tolweg. De ene zaak heeft wel kaarten, maar de machine die de kaart moet opwaarderen, blijkt kapot. Bij de andere zaak zijn de kaarten zelf weer op. We gaan ervan uit dat we op de tolweg zelf ook wel kunnen betalen. Zo staan we op de aparte rijstrook voor motors en scooters voor een onbemand hokje met de slagboom naar beneden. Er kan geen muntgeld in het apparaat. Een paar hokjes verderop zie ik een werknemer staan en loop ernaar toe. Een jongeman op een scooter steekt zijn hand uit naar me. Met kaart! ‘Gebruik mijn kaart maar’, gebaart hij. Het geld wil hij niet aannemen.



Bij Uluwatu is het druk. Op zondag trekken veel Indonesiërs er zelf op uit met familie. Het tempelcomplex ligt er mooi sereen, omringd door flamboyants, bomen met een vlammend rood bladerdak.
Bij een van de vele warungs (eethuisjes) drinken we een kop thee. Wanneer ik ga afrekenen, moet ik 20.000 roepiah betalen. Ik vertel de mevrouw dat ik die prijs veel te hoog vind voor een kopje heet water, althans zoiets denk ik haar te zeggen. Normaal betalen we 2.000 tot 4.000 roepiah voor thee, dus druk ik haar een biljet van 10.000 in haar hand. Het leuke van de mensen hier is dat ze onderhandelen een sport vinden. Ze klakt wel afkeurend met haar tong maar ze zegt verder niets als we opstappen.

Na Uluwatu rijden we weer noordwaarts, naar het immens hoge (derde standbeeld in de wereld qua hoogte) beeld van de god Wisnu, rijdend op een adelaar. Iedereen die sinds 2018 op Bali is geweest, heeft dit beeld boven het land uit zien torenen. Een bezoek aan Garuda Wisnu Kencana, GWK, is een must voor de Indonesische toerist. Er hangen impressies van hoe het complex er uit zou kunnen zien, met hotels, een glamping en een waterparadijs. Nu is het vooral een steile weg tussen de zandsteenrotsen in de bloedhitte naar het standbeeld. Je kunt met een golfkarretje naar boven worden gebracht, maar we zijn Hollanders he!




Op de terugweg naar Sanur lukt het ons eindelijk een tolkaart te bemachtigen. Helaas missen we ergens de afslag naar de tolweg. Marco rijdt lekker hard in die brandende zon. ‘Dit zijn de genen van mijn vader’ , roept hij als ik hem in zijn middel knijp omdat hij met steeds meer bravoure gaat rijden en inhalen. Ach, ik heb mijn ogen maar dichtgeknepen en genoten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten