Na wederom een vrijwel slapeloze nacht ging de wekker om vijf uur. Om 06.15 uur zou een familielid met auto ons ophalen en naar een salon brengen. De bruid, getuige en moeders konden daar hun haar laten opsteken en zich laten opmaken. We dachten in het klooster nog een kop thee te kunnen drinken en iets te kunnen eten voordat we weg moesten. Maar hoewel je hier vanaf 06 uur zou kunnen eten, was er in geen velden of wegen een non te bekennen. De eetzaal zag er leeg en sober uit.
I
n de salon kregen we gelukkig een bord nasi (lees: witte rijst) met een gebakken eitje en thee aangeboden. Behalve de kapper waren er enkele andere dames in de zaak die het hele proces nauwlettend volgden. De kledingkeuze van de bruid werd volop becommentarieerd. De kapper vond de lichtblauwe strapless jurk duidelijk geen trouwjurk en kwam met alternatieven aan. Telkens weer toverde hij een witte jurk tevoorschijn met kanten sleep. Bij mij probeerde hij steun te vinden in de hoop dat de moeder van de bruid waarschijnlijk ook een traditionele trouwjurk voor haar dochter zou kiezen (haha). De jongere vrouwen in de salon knikten telkens achter zijn rug ‘nee’ tegen de bruid, hoorde ik later, zij waren het eens met haar keus. Ook oorbellen, diademen, kettingen en boeketten – er was er zelfs één van stro! – werden vriendelijk afgewezen. Het haar werd kunstig opgestoken en als zoenoffer naar de kapper toe, kon hij een crème kanten sluier in het haar bevestigen. Dat kwam goed uit want de achterkant van de jurk had een split tot aan haar dijen. Ik weet niet of de romo, de pastoor, dat goed zou keuren. Gelukkig viel de sluier prachtig over de split heen.
Om acht uur stond de auto gereed die ons naar de kerk zou brengen. We waren zowaar mooi op tijd. De kerk was feestelijk versierd met bloemen. De eerste banken zaten al vol met familie, kennissen en vrienden. Vanuit Nederland waren we met z’n drieën. Voor de pastoor was het een goed teken dat ook de vader én de moeder erbij waren: dan was het duidelijk dat wij het huwelijk goedkeurden. Met de pastoor voorop liep het bruidspaar de kerk in. Direct gevolgd door de getuigen, de moeder en een oom van de bruidegom en de ouders van de bruid. Een koor van ongeveer vijftien mensen zong een prachtig welkomstlied. Tijdens de generale repetitie hadden we een boekje gekregen met alle teksten erin. De pastoor schmierde volgens mij behoorlijk want ik zag iedereen regelmatig door het boekje bladeren omdat zijn tekst niet te vinden was.
Op een zeker moment moesten de ouders hun zegen geven aan de bruid en bruidegom en daarbij een Indonesische tekst opzeggen. Eerder hadden we een mand gekregen met geschenkjes voor de kerk, zoals snoepjes, maar trouwens ook een mand met bloemkool en broccoli. Met die mand in onze hand én het boekje met de tekst, kreeg ik ook nog eens een microfoon in mijn hand geduwd. Vooraf had ik aan de moeder van de bruidegom gevraagd of ze de tekst niet zo snel wilde oplezen, zodat wij Nederlanders goed konden meekomen. Dat lukte prima! We moesten een paar rituelen uitvoeren en het was ons op het hart gedrukt dat we daarbij iedere keer moesten buigen als we langs het altaar kwamen. Er is een heel leuke foto – vind ik – waarbij ik samen met vader een buiging maak terwijl we intussen de mand rechtop proberen te houden.
Al met al duurde de ceremonie ruim twee uur. Daarna nam het maken van de foto’s bijna evenveel tijd in beslag. Iedereen wil namelijk met iedereen op de foto. Ik kreeg veel complimentjes over mijn sarong en kanten blouse. Zelfs de romo schudde mijn hand en was alleraardigst. Misschien dacht hij nog een zieltje te winnen. Ik ben apetrots op mijn dochter, de bruid. Alle teksten zei ze moeiteloos op in het Indonesisch en ze zag er prachtig uit. De bruidegom ook trouwens, eerlijk is eerlijk. Om over tienen stonden we weer buiten. Pff, de dag moest nog beginnen en ik was al doodop. Nu zou het feest in het ouderlijk huis van de bruidegom beginnen. Ik had daar eerder eens Kerst gevierd met Marco, lees het verhaal er nog maar eens op na (december 2019). Het is een eenvoudig huis van hout met een golfplaten dak, een vloer van aangestampte leem en met een toilet – voetstapjes - waarbij je met behulp van een pannetje water moet doorspoelen. Mannen roken (vrouwen roken hier over het algemeen niet) hier ook gewoon nog binnenshuis. Ik zag er tegenop om daar van ’s ochtends af in een vol huis te zitten. Samen met vader en vriendin besloten we ergens eerst koffie te gaan drinken. Even op adem komen en even alleen Nederlands praten. Het was heel prettig al was het ook vaak confronterend. We waren nu weer vader en moeder alsof er niets was gebeurd. Niemand vroeg hoe het nu precies in elkaar zat; dan speelt toch de verlegen natuur van de Indonesiër een rol, denk ik.
Inmiddels was het feest in volle gang. In de tuin, voor de veranda, was een tent gemaakt. Binnen waren tientallen plastic stoelen op een rij gezet. “Waar waren jullie? We zijn al aan het eten”, waarna we een bord en een lepel kregen. De moeder van de bruidegom had witte rijst gemaakt, een tempé-gerecht, een groentegerecht met cassavebladeren dat enigszins bitter smaakte en er waren tien kippen geslacht en gebakken. In de loop van de dag zou ik de gasten regelmatig zien opscheppen: eten gaat hier de hele dag door.
Tijdens het regenseizoen is het gebruikelijk dat mensen na het eten een dutje doen. Meestal begint het rond een uur of één met regenen en het komt dan echt met bakken uit de hemel. Je kunt niet veel anders doen. Veel gasten gingen na het eten dan ook naar huis. Wij ook. Ik had echter gezegd dat ik terug zou komen om te helpen opruimen. De familie wuifde dat voornemen weg maar mijn stelling dat ‘de moeder van de bruidegom hier aan het opruimen was en dus ook de moeder van de bruid’ bracht instemmend gemompel teweeg. In het klooster verwisselde ik de sarong voor een spijkerbroek en shirt en ik ging op weg terug.
Na twee dagen voortdurend in het gezelschap van ex, nieuwe vriendin, af en toe gestreste bruid en gefocuste bruidegom, tientallen aangetrouwde familieleden, ceremonies en rituelen was ik eindelijk alleen op pad. Ik hield een brommer-taxi aan. Ik had wel geen exact adres maar ik wist de naam van de kampong en dat de straat vlakbij het openbare ziekenhuis was. De mensen hier zijn zo flexibel he. De man verblikte of verbloosde niet bij de summiere omschrijving. Voor tienduizend roepia (63 cent) kon ik achterop. Op mijn vraag of hij het erg vond dat ik hem beethield, haalde hij zijn schouders op. In de buurt die ik noemde, vroeg hij aan een voorbijganger of hij wist waar het huwelijksfeest was. Een voorbij rijdende vrachtwagenchauffeur hing uit het raam, hoorde de vraag en wees naar rechts. Inderdaad, even later zag ik al het blauwe zeil van de tent voor het huis.
Natuurlijk hoefde ik daar niets te doen. Ik ging zitten in de kamer met een aantal vrouwen. Mijn staccato-bahasa kwam goed van pas. Al gauw kwamen er ook enkele mannen bij. Iedereen vond het erg gezellig dat een buitenlander op bezoek was. We spraken over Nederland, over Indonesië, Nederlands-Indië en over politiek. Opeens merkte ik dat moeder van de bruidegom naar de keuken was gegaan. Toch maar even kijken. Enkele vrouwen zaten in hurkzit – hoe houden ze dat vol? – stapels borden te drogen. Ik pakte een theedoek en begon met de eerste van pakweg tweehonderd lepels die ik daarna zou droogmaken. En daarna glazen, pannen, nog meer borden en dienbladen.
Aan het einde van de dag reed ik achterop bij de bruidegom, nu schoonzoon, terug naar het nonnenklooster. Snel een douche, iets netjes aan en uit eten met de Indonesische schoonfamilie. De dag zat er bijna op.