Cape Breton Island. De naam klinkt naar zwoele zomervakanties; de temperatuur op dit Canadese eiland is echter al dagen onder de vijftien graden. Ik dacht dat ik mijn koffer efficiënt had ingepakt maar ik blijk louter hemdjes, korte broeken en rokken bij me te hebben. Alleen ’s nachts onder een dikke deken is het comfortabel warm. Tegen beter weten in doe ik toch telkens een rok aan, het oog wil ook wat tenslotte, maar ik eindig altijd met shirtjes en sokken van Marco aan het einde van de dag!
De Atlantische kust
Tot dusver de klachten. De Atlantische kust van Canada is prachtig. Ruw, met fraaie vergezichten, idyllische baaien, schattige dorpen, dennen die tot in de hemel lijken te groeien. En het eten in deze kuststreken is super: kreeft, krab, mosselen, zalm op traditionele manier (met ahorn-siroop) gemaakt.
Wat ons vooral blij maakt, is dat we samen weer op pad zijn. Iedere dag rijden we gemiddeld 200 km, goed te doen, zelfs met die haarspeldbochtenweg die de fameuze Cabot Trail is.
Nieuw voor ons is dat we ditmaal niet met een camper op weg zijn. Deze vakantie rijden we met een auto van hotel naar hotel. Het was altijd heerlijk om midden in de natuur de camper te parkeren, ’s avonds een kampvuur te maken en een steak te bakken op de bbq. Maar, we houden er ook van om ergens een drankje te nemen, eens uit eten te gaan. Dan koppel je niet zo snel je camper weer af van alle voorzieningen en ga je met die 30 feet (9 meter) lange camper de stad in. Wat drinken ho maar natuurlijk.
Ik geef het toe: die prachtige camperplekken mis ik. Nu maken we overdag tochten in de natuur, zoals vandaag een 5 km lange wandeltocht bij Ingonish (hoogteverschil 10-50 m, Middle Head-trail, Cape Breton Highlands National Park) en ’s avonds drinken we een lokale bier of cider en eten de ‘catch of the day’. Tot nu toe bevalt het prima.
Gisteren lunchten we bijvoorbeeld in Baddeck bij ‘The Freight Shed, Waterside bistro & market’ en we werden opeens aangesproken in het Nederlands. Bleek er aan het tafeltje naast ons een echtpaar te zitten, dat ooit in Den Hoorn woonde. We raakten met Paul en Anita in gesprek. Zij woonden nu bijna twintig jaar in Canada, in de buurt van Ontario. Wat een leuk stel. Destijds moest hun kwekerij wijken voor een woningbouwproject en ze besloten de sprong te wagen naar Canada. Met vier kinderen! Ze vertelden dat ze dit voorjaar de Canadese nationaliteit hadden aangenomen en daarom Canada Day op 1 juli (afgelopen maandag) wel op een speciale manier hadden ervaren.
Trots op Anita en Paul
Op reis door dit deel van Canada vragen Marco en ik ons vaak af hoe het zou zijn om hier te wonen. Behalve in de steden, lijken de mensen hier ver van elkaar te wonen. Een stad is een aaneenschakeling van vrijstaande huizen met immense tuinen, wat doe je in godsnaam na het werk hier? vragen we ons af. Het was daarom fijn om met Anita en Paul te praten over het leven in Canada. Zij vertelden een druk sociaal leven te hebben met een hechte vriendengroep. Ons idee dat de mensen buiten de steden een geïsoleerd bestaan leiden, bleek dus niet te kloppen. We waren ook wel – gek genoeg – soort trots op Anita en Paul, die met hun gezin destijds zo’n stap hadden genomen en hier uiteindelijk een goed bestaan hadden opgebouwd. Volgens mij werken zij zich wel drie slagen in de rondte (zie westlandgreenhouses.com) maar ze zagen er immens gelukkig uit. Met tranen in mijn ogen van ontroering zag ik dat lieve stel na onze gezamenlijke lunch hand in hand weer verder lopen. Respect!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten