Het reizen schiet er dit jaar wel bij in met alle beperkingen die Covid-19 meebrengt. We zijn in de familie gelukkig allemaal nog gezond, dus mogen eigenlijk niet klagen. Toch kriebelt het. Ook om de hoeveelheid vrije dagen voor 2020 in te dammen, hebben Marco en ik een week vrij genomen. We wilden die eigenlijk in Duitsland doorbrengen, maar daar moeten Nederlanders momenteel een negatieve testuitslag overhandigen en vervolgens tien dagen in quarantaine gaan. Haha, dan zitten we die week alleen maar vast in een hotel of huisje! Bij de Fletcher Hotels-keten zagen we een interessante optie: de Fletcher’s Roadtrip Haute Cuisine.
Landen ontdekken, reizen, mensen ontmoeten, naar een film, concert of voorstelling gaan. Marco Spruit Bleeker en Marianne Ames (beiden geboren in 1960) zijn viefe reizigers die je hartelijk uitnodigen op deze virtuele reis. *Ooit zijn we gestart als 'Vieve vijftigers'. Inmiddels zijn we alweer wat jaartjes verder maar eigenwijs als we zijn, gaan we gewoon door!
maandag 12 oktober 2020
Fletcher's Roadtrip
We boekten in totaal zes overnachtingen in drie hotels die steeds op circa 70 kilometer afstand van elkaar lagen. In de prijs zaten ook drie diners inbegrepen en adresgegevens van bezienswaardigheden in de omgeving van een hotel. We hadden er zin an. De start van de roadtrip was bij het Kloosterhotel Willibrordhaeghe (https://www.fletcherkloosterhotel.nl/nl/) in Noord-Brabant. Ik moet zeggen dat de kamer echt deed denken aan een klooster, tjeetje wat was dat sober. Het bed leek verder wel een waterbed: we wiebelden alle kanten op als één van ons bewoog. Pluspunten waren de wandelroute direct achter het hotel en na een kwartiertje rijden waren er de Haterste en Overasselte Vennen, een prachtig natuurgebied.
Het diner werd geserveerd in het restaurant ‘Duco’ dat vaker verbonden is aan een Fletcher hotel. Ik was eerst bang dat je een vast menu geserveerd kreeg maar we konden gewoon van de menukaart kiezen. Voor sommige gerechten moest je wel een meerprijs betalen.
Het tweede hotel was Klein Zwitserland in Heelsum, Gelderland (https://www.hotelkleinzwitserland.nl/nl/ ). Daar hadden we ook niet zo’n grote kamer, maar het bed sliep heerlijk. Ook hier startte vlakbij het hotel een mooie wandelroute. Op de weg ernaar toe hebben we Nijmegen aangedaan. Nooit geweest, leuke binnenstad! (vanwege corona niet gewinkeld, alleen gewandeld).
Voor het derde hotel reden we naar Loosdrecht, Noord-Holland (https://www.fletcherhotelloosdrecht.nl/nl). Daar heb ik gelijk rechtsomkeert gemaakt toen ik het uitzicht uit de kamer zag. Ten eerste waren er twee éénpersoonsbedden (we komen ’s nachts altijd in de richel ertussen uit) en ten tweede was er het uitzicht op de parkeerplaats voor het hotel. Voor 15 euro per nacht kregen we een upgrade: een iets ruimere kamer met een tweepersoonsbed en met uitzicht over de Loosdrechtse plassen.
Al met al hebben we samen fijne dagen gehad: we namen steeds een route binnendoor en vermeden rijkswegen, dus de meeste tijd reden we door bossen. Een mooi stuk Nederland! Ik had alleen meer verwacht van die Route Haute Cuisine. Bij het inchecken kregen we bijvoorbeeld geen informatie over de omgeving of tips om te doen. Wij hadden geen los nachtje geboekt; maar een toer van zes nachten tegen best een redelijk hoge prijs (gemiddeld 125 euro per nacht). Ik verwachtte eigenlijk dat we dan met wat meer enthousiasme zouden worden ontvangen, dat je echt het idee krijgt dat je een soort streepje voor hebt omdat je een Fletcher’s Roadtrip doet. Niets van dat al. Ik zou deze gasten sowieso een upgrade van de kamer geven. Het merendeel staat nu toch leeg! Zit je in een hotel aan de Loosdrechtse plassen, geven ze een kamertje met uitzicht over het parkeerterrein en de weg. Daar snap ik niets van. De menukaarten vonden we niet echt haute cuisine, niks mis mee, maar niet speciaal. Geef dan een amuse vooraf met veel tamtam of ontvang je gasten in het hotel bij het inchecken met een glaasje multivitaminen. In Azië weten ze wel hoe ze gasten inpakken met warme handdoekjes en een glaasje vruchtensap. Meneer en mevrouw Fletcher, geef je personeel een peptalk in een van jullie hotels en vertel hoe je gasten ontvangt, zodat ze graag nog een keer terug komen!
woensdag 24 juni 2020
Vakantie in Nederland
We zijn op vakantie in Nederland. Eerlijkheidshalve moet ik erbij vertellen dat dit niet onze eerste keus was. We hadden tickets voor Indonesië deze zomer, maar de corona-pandemie gooide roet in het eten. In plaats van het tropische Medan op het eiland Sumatra, werd Otterlo onze eerste overnachtingsplaats. Omdat het er eerst naar uit zag dat toiletten en douches nog niet gebruikt mochten worden, kwamen we op het idee een camper te huren. Met een camper – inclusief keuken, toilet en douche – konden we gaan en staan waar we wilden. Ideaal.
Omdat we op onze camperreizen in Amerika en Canada altijd zo genoten van natuur, zijn we lid geworden van natuurkampeerterreinen.nl. Dan gaat het om campings waar je niet zoveel luxe hebt maar wel volop rust en natuur. We bestelden bij het lidmaatschap gelijk ‘het Groene Boekje’ met adressen van puur natuur campings in Nederland. De eerste overnachting was bij camping De Toekomst in Emst.
Bij aankomst was de deur van de receptie op slot. Na enkele tikken kwam er een man op leeftijd naar buiten in mosgroen tenue. “Jullie hebben zeker de bijlage niet gelezen, he?”, stelde hij vast, zonder te wachten op een antwoord. Het inchecken was pas na 14 uur mogelijk en in verband met coronamaatregelen was er een tijdslot voor elke bezoeker. Voor ons maakte dat niet uit. Een stukje verderop hadden we een leuk terras gezien waar we onze vakantie konden inluiden met een lunch en een biertje. Bij het Groene Boekje zat ook een lidmaatschapskaart, die ik los in mijn portemonnee had gestopt. Toen we ons weer meldden op het juiste tijdstip, moest ik het kaartje laten zien. “Er zijn tegenwoordig ook mensen uit de stad die alleen dat Groene Boekje aanvragen en dan de plekken innemen van de mensen die echt voor de natuur komen, zoals jullie. En dat moeten we natuurlijk niet hebben”, aldus de beheerder. Ik was blij dat ik het kaartje alvast had losgepeuterd uit het boekje want je wilt natuurlijk nooit ‘die mensen’ zijn toch?
Die avond stonden we in een natuurlijke nis in het bos, niemand om ons heen, geen geluiden van rijkswegen, vliegvelden, treinen. Ik hoef niet te vertellen dat we heerlijk hebben geslapen. Het is wel een beetje behelpen in onze camper, die de helft kleiner is dan dat we anders in Amerika of Canada zouden hebben. Ik vind het niet erg, minder om schoon te houden toch?
Daarna kozen we in Otterlo voor een familiecamping met zo’n beetje een eigen ingang naar de Hoge Veluwe waar onze vrienden Rene en Lydia ook logeerden. Tenslotte zouden we met elkaar naar Indonesië zijn gegaan deze zomer. In plaats daarvan hebben we prachtige wandelingen gemaakt op de Hoge Veluwe (met overstekende everzwijntjes) en fietstochten in de omgeving. Op maandag reden we met de camper weer verder. Ditmaal naar de fantastische https://www.natuurcampingdehoogte.nl/ in Eesveen, op een punt waar Drenthe, Friesland en Overijssel elkaar raken. Twee jonge mensen runnen de camping met een flexibiliteit waar je U tegen zegt. Blijf je een nachtje langer, geen probleem. Wil je fietsen huren, oh, die staan hier achter. Een superadres!
Behalve dat de plek wonderschoon was, hadden we hier ook een doel. Op 8 kilometer afstand is Taman Indonesia (https://www.taman-indonesia.nl/), een oord dat de Indonesische cultuur en natuur onder de aandacht wil brengen. Het is een kleinschalig park met vooral vogels en attributen die iedere vakantieganger uit Indonesië zal herkennen. Een bedjack, longhouse, rotan meubels, foto’s uit tempo doeloe en vliegers zorgen voor een authentieke sfeer. Ondertussen lachen de kookaburra’s en liggen de loewaks (die de dure koffiebonen uitpoepen, ja die) lui in het zonnetje. Natuurlijk sloten we ons bezoek af met een smaakvolle Indonesische maaltijd. ’s Avonds maar een droge boterham op de camping hoor!
Inmiddels zijn we alweer op onze volgende campingplaats gearriveerd: https://www.eelerberg.nl/home-rhanerveld in Hellendoorn. Op deze natuurkampeerplek staan we in een rustige hoek, onder dennenbomen. Ook hier zijn eventueel een toiletblok en douches beschikbaar en fietsen te huur.
Wat ons opvalt hier in dit deel van ons land, is het vertrouwen van de mensen. Een voorbeeld: Bij een theeschenkerij (https://www.demaartjestuin.nl/) deed de pinautomaat het niet waarop de eigenares vroeg of we het bedrag later wilden overmaken. Die houding maakt dat we ons heel erg op ons gemak voelen en ook stiekem een beetje trots zijn op ons land. Vakantie in Nederland is zo gek nog niet!
donderdag 2 januari 2020
Waar kom je vandaan en waar ga je naar toe? Dari mana?
We reizen met de auto (en chauffeur) van de stad Ende naar Ruteng. Van het zuiden van het eiland Flores dus naar het midden-westen. De wegen zijn vaak zo slecht dat we maar ongeveer 30 km per uur rijden. Onderweg zijn er vele bochten, we hobbelen in de wagen van links naar rechts. Best vermoeiend, want je moet uitkijken dat je je hoofd niet stoot aan de zijkant en dat de koffers op hun plek blijven liggen. Een flesje water drinken is een uitdaging. Maar je hoort ons niet klagen hoor, we genieten van het uitzicht. De mist rondom de vulkaan, het uitzicht vanaf de bergtop, het zicht op de terrasvormige rijstvelden. Het midden van het eiland is groen: bananenbomen, palmen, varens en vooral veel macadamiabomen.
Onderweg maken we een stop in een traditioneel dorp, Bena. Een aantal houten huizen met hoge rieten daken staat in een vierkant. Hoe meer buffelhorens er aan de deurpost hangen, hoe rijker de familie is. Minder gezellig vind ik de kaken van de buffels die er enigszins macaber bij hangen. Een oudere man nodigt ons uit om even te schuilen voor de regen onder het rieten dak. Zijn vrouw komt er ook bij zitten. Als ik vraag of ik een foto mag maken, slaat zij haar hand voor ogen. Ze is bang voor de ‘bliksemschicht’. Als ik haar uiteindelijk de foto op de camera laat zien omdat ik haar er niet op heb gezet, lijkt ze toch teleurgesteld. Om vrouwen te begrijpen, heb je waarschijnlijk overal een handleiding nodig.
Eerst komen de gebruikelijke vragen die men in Indonesië stelt. Waar kom je vandaan? Waar ga je naar toe? Heb je kinderen? Het blijkt dat de man denkt dat toeristen altijd op reis zijn. Hoezo werken? Als we afscheid nemen, geef ik de man een setje Delftsblauwe mini-klompen. Hij weegt ze in zijn hand en geeft ze aan zijn vrouw. Die probeert er muziek mee te maken, alsof het castagnetten zijn klikt zij de klompjes tegen elkaar. “Ze zijn te klein om te dragen, er komt geen geluid uit. Wat is het nut hiervan?” horen wij haar zeggen. Tja, het setje zou als een sleutelhanger kunnen dienen, maar de huisjes hebben hier geen slot op de deur.
Er staat niets in, zien we als we naar binnen gluren. Een paar matten op de vloer, in een hoek staan enkele grote aluminium pannen, verder is het leeg. Enige privacy hebben ze hier niet, lijkt me. Iedereen slaapt in een ruimte op een mat op de grond. Wat kippen scharrelen om de hutten heen. Kinderen spelen voor de deur voetbal, dat is overal hetzelfde. Ruiten in de ramen zitten er niet, dus dat is geen probleem. Wel zijn ze hier blootvoets en de voetbal is soms een gevlochten rieten bal.
Als we iets afrekenen en vertrekken omdat we het wisselgeld niet terug hoeven, komen ze ons achterna rennen. ‘Mister, mister.’ Beleefd drukken ze ons het kleine geld in de hand. ‘Bedankt voor uw komst, tot ziens!’
Laatste dag op Bali
Onze laatste dag van deze reis naar Indonesië brengen we door op Bali. Ons vliegtuig gaat rond middernacht dus we hebben nog een hele dag. Het was wel even wennen toen we van het eiland Flores op Bali aankwamen. Tjonge, wat is het op Flores dan rustig en (nog) puur. Bali is in onze ogen toch een beetje een exotisch Lloret de Mar met alle bars, restaurants en toeristenfuiken. (Ik heb trouwens een aantal fijne vakanties doorgebracht in Lloret hoor).
We willen deze dag niet bij het zwembad blijven en besluiten een scooter te huren. Een scooter is in Indonesië een onmisbaar vervoermiddel. Voor een euro of vijf kun je er de hele dag over beschikken. Het reisdoel vandaag is eerst Uluwatu, een tempel op een klif uit de elfde eeuw, die helemaal op het zuidelijkste puntje van Bali staat. Het is heerlijk om zo te reizen; de wind in mijn haren, me goed vasthoudend aan mijn lief.
Van Nina hebben we de tip gekregen om de rustige tolweg te nemen. De weg van Sanur naar het zuiden leidt langs o.a. het vliegveld en Kuta en is dus erg druk. Bij een Alfamaret zouden we kaarten kunnen kopen voor de tolweg. De ene zaak heeft wel kaarten, maar de machine die de kaart moet opwaarderen, blijkt kapot. Bij de andere zaak zijn de kaarten zelf weer op. We gaan ervan uit dat we op de tolweg zelf ook wel kunnen betalen. Zo staan we op de aparte rijstrook voor motors en scooters voor een onbemand hokje met de slagboom naar beneden. Er kan geen muntgeld in het apparaat. Een paar hokjes verderop zie ik een werknemer staan en loop ernaar toe. Een jongeman op een scooter steekt zijn hand uit naar me. Met kaart! ‘Gebruik mijn kaart maar’, gebaart hij. Het geld wil hij niet aannemen.
Bij Uluwatu is het druk. Op zondag trekken veel Indonesiërs er zelf op uit met familie. Het tempelcomplex ligt er mooi sereen, omringd door flamboyants, bomen met een vlammend rood bladerdak.
Bij een van de vele warungs (eethuisjes) drinken we een kop thee. Wanneer ik ga afrekenen, moet ik 20.000 roepiah betalen. Ik vertel de mevrouw dat ik die prijs veel te hoog vind voor een kopje heet water, althans zoiets denk ik haar te zeggen. Normaal betalen we 2.000 tot 4.000 roepiah voor thee, dus druk ik haar een biljet van 10.000 in haar hand. Het leuke van de mensen hier is dat ze onderhandelen een sport vinden. Ze klakt wel afkeurend met haar tong maar ze zegt verder niets als we opstappen.
Na Uluwatu rijden we weer noordwaarts, naar het immens hoge (derde standbeeld in de wereld qua hoogte) beeld van de god Wisnu, rijdend op een adelaar. Iedereen die sinds 2018 op Bali is geweest, heeft dit beeld boven het land uit zien torenen. Een bezoek aan Garuda Wisnu Kencana, GWK, is een must voor de Indonesische toerist. Er hangen impressies van hoe het complex er uit zou kunnen zien, met hotels, een glamping en een waterparadijs. Nu is het vooral een steile weg tussen de zandsteenrotsen in de bloedhitte naar het standbeeld. Je kunt met een golfkarretje naar boven worden gebracht, maar we zijn Hollanders he!
Op de terugweg naar Sanur lukt het ons eindelijk een tolkaart te bemachtigen. Helaas missen we ergens de afslag naar de tolweg. Marco rijdt lekker hard in die brandende zon. ‘Dit zijn de genen van mijn vader’ , roept hij als ik hem in zijn middel knijp omdat hij met steeds meer bravoure gaat rijden en inhalen. Ach, ik heb mijn ogen maar dichtgeknepen en genoten.
We willen deze dag niet bij het zwembad blijven en besluiten een scooter te huren. Een scooter is in Indonesië een onmisbaar vervoermiddel. Voor een euro of vijf kun je er de hele dag over beschikken. Het reisdoel vandaag is eerst Uluwatu, een tempel op een klif uit de elfde eeuw, die helemaal op het zuidelijkste puntje van Bali staat. Het is heerlijk om zo te reizen; de wind in mijn haren, me goed vasthoudend aan mijn lief.
Van Nina hebben we de tip gekregen om de rustige tolweg te nemen. De weg van Sanur naar het zuiden leidt langs o.a. het vliegveld en Kuta en is dus erg druk. Bij een Alfamaret zouden we kaarten kunnen kopen voor de tolweg. De ene zaak heeft wel kaarten, maar de machine die de kaart moet opwaarderen, blijkt kapot. Bij de andere zaak zijn de kaarten zelf weer op. We gaan ervan uit dat we op de tolweg zelf ook wel kunnen betalen. Zo staan we op de aparte rijstrook voor motors en scooters voor een onbemand hokje met de slagboom naar beneden. Er kan geen muntgeld in het apparaat. Een paar hokjes verderop zie ik een werknemer staan en loop ernaar toe. Een jongeman op een scooter steekt zijn hand uit naar me. Met kaart! ‘Gebruik mijn kaart maar’, gebaart hij. Het geld wil hij niet aannemen.
Bij een van de vele warungs (eethuisjes) drinken we een kop thee. Wanneer ik ga afrekenen, moet ik 20.000 roepiah betalen. Ik vertel de mevrouw dat ik die prijs veel te hoog vind voor een kopje heet water, althans zoiets denk ik haar te zeggen. Normaal betalen we 2.000 tot 4.000 roepiah voor thee, dus druk ik haar een biljet van 10.000 in haar hand. Het leuke van de mensen hier is dat ze onderhandelen een sport vinden. Ze klakt wel afkeurend met haar tong maar ze zegt verder niets als we opstappen.
Na Uluwatu rijden we weer noordwaarts, naar het immens hoge (derde standbeeld in de wereld qua hoogte) beeld van de god Wisnu, rijdend op een adelaar. Iedereen die sinds 2018 op Bali is geweest, heeft dit beeld boven het land uit zien torenen. Een bezoek aan Garuda Wisnu Kencana, GWK, is een must voor de Indonesische toerist. Er hangen impressies van hoe het complex er uit zou kunnen zien, met hotels, een glamping en een waterparadijs. Nu is het vooral een steile weg tussen de zandsteenrotsen in de bloedhitte naar het standbeeld. Je kunt met een golfkarretje naar boven worden gebracht, maar we zijn Hollanders he!
Op de terugweg naar Sanur lukt het ons eindelijk een tolkaart te bemachtigen. Helaas missen we ergens de afslag naar de tolweg. Marco rijdt lekker hard in die brandende zon. ‘Dit zijn de genen van mijn vader’ , roept hij als ik hem in zijn middel knijp omdat hij met steeds meer bravoure gaat rijden en inhalen. Ach, ik heb mijn ogen maar dichtgeknepen en genoten.
Abonneren op:
Posts (Atom)