Zo vlogen we op vrijdagmorgen vanaf Schiphol in nog geen anderhalf uur naar Dublin (Baile Átha Cliath op z'n Iers). Vooraf hadden we aan Dubliner Peter Paffrath nog tips gevraagd. “Weet je in welke wijk je hotel zich bevindt?” vroeg hij ons om vervolgens vol afschuw te roepen: “Temple Bar? Go away there!” Volgens hem is Zuid-Dublin veel leuker en zijn de mensen daar veel aardiger. Temple Bar (dat is de naam van de wijk) is voor de toeristen. Laat ons hotel nou net om de hoek zitten.
Ray was een dag voor ons gearriveerd en had Temple Bar al verkend. Voor een Amerikaan is die wijk een must, zo leerden wij. Voor ons was dit buurtje vlakbij de rivier the Liffey ook hartstikke leuk (sorry Peter). De hele dag door was het er druk en na een uur of drie werd op elke hoek wel een optreden gegeven. Tel daarbij op dat er talrijke pubs zijn waar het goed toeven is als je van Guinness, muziek en drukte houdt.
Volgens mij komt Ray nu nog bij van ons straffe ritme, hij is trouwens ook een viefe vijftiger!, want we hebben de eerste dag veel gedaan en gezien. We hebben de laatste whiskey(met een ‘ e’ he!) –brouwerij in Dublin bezocht, Teeling (http://teelingwhiskey.com) . En ontdekten daar tijdens de rondleiding dat er veel overeenkomsten zijn in het productieproces met dat van jenever.
Bij Trinity university the book of Kells gezien, een boek uit ongeveer het jaar 800 dat door monniken is gemaakt. Prachtige tekeningen en zelfs de woorden zijn een feest om te bekijken. Na een typisch Iers diner, waar we alledrie van genoten, doken we de pub in. Wat is het leuk om de muzikanten zo enthousiast te zien spelen en de aanwezigen met zoveel plezier te zien meezingen.
Zaterdag besloten we een tip van Peter te volgen. Met de Dart-trein vanaf Tara Street snoven we een half uurtje later de mediterrane sfeer op van Dalkey, ten zuiden van Dublin. Een slaperig dorp met de typische muurtjes van steen en wilgenhout en bakker in het centrum. Aan een voorbijgangster vroeg ik waar je een lekker bak koffie kon drinken. Zij verwees ons naar een bakkerij annex lunchroom waar we vooral de chestercake moesten eten. Het leuke was dat de verkoopster me een proefplakje gaf omdat ze twijfelde of ik het wel lekker zou vinden. Er worden veel specerijen voor deze cake gebruikt. Niet iedereen vindt de cake lekker, zei ze terwijl ze me een stukje op een servet aanbood. Heerlijk natuurlijk!
We besloten langs de kust naar Dun Laoghaire te lopen, een plaats die ook op Peters lijst stond. Heerlijk met de zon op ons bol, lekker kletsend over politiek en over de verschillen in New York en Schiedam (sic), me ondertussen afvragend waarom ik in hemelsnaam nog steeds niet die cursus Engels heb gevolgd. Ik heb zoveel woorden in mijn hoofd tijdens gesprekken met Ray en het lukt me niet, zo voel ik het, om alles goed onder woorden te brengen. Ray klaagt overigens niet hoor. Dan zouden we hem ook lik op stuk geven, want hij is tenslotte geboren in Leiden en zijn ouders hebben de Nederlandse nationaliteit. (Hij ook zelfs, geloof ik). Het Nederlands verstaat hij wel, maar spreken....
In de enige zaak in Dublin waar geen muziek aanstond, hebben we een late lunch gegeten. Rode wangen van de zon en een nat hemd van de regen. Het is niet voor niets zo groen in Ierland! De eigenares kwam oorspronkelijk uit Belfast maar was een jaar of tien geleden met haar man naar hartje Dublin verhuisd. Zij haatte Temple Bar en Dublin, zei ze maar ze hadden wel werk en een inkomen.
Ik hoef natuurlijk niet uit te leggen dat we ‘s avonds weer in Temple Bar de boel gingen ‘verkennen’. Het is dat Ray er op stond hoor! Een Guinness-biertje is trouwens iets heel anders dan een Nederlandse pils. Ten eerste is er het verschil in alcoholpercentage, dat in Ierland lager ligt. Na het drinken van die enorme vaas voel ik me nog redelijk nuchter. Van een Heineken ben ik al na een half glas lichtelijk aangeschoten. Wat verder opvalt is de creme schuimkraag op een Guinness, je kunt er je naam in schrijven! En de donkere kleur.
Hoe dat precies allemaal komt bij een Guinness leerden we de volgende dag in de Guinness brewery and storehouse. Het schijnt de beroemdste trekpleister van Dublin te zijn. Ik waande me in een Disney-achtige attractie: zeven etages fun! In een flitsende multi-mediavoorstelling krijg je de historie van dit biertje voorgeschoteld op een manier waarop deze twee Schiedammers jaloers zijn. We kwamen zondagmorgen half 11 binnen, samen met 30 anderen en ik denk dat er die dag wel honderden bezoekers zijn geweest.
Marco twitterde na afloop nog over dit bezoek en een paar uur later kreeg hij al een bericht terug van Ierland Promotie! Of hij van het bezoek aan Dublin had genoten? Dat is nog eens marketing en promotie in optima forma. Wij hadden het gevoel dat we in Schiedam wel een en ander laten liggen met de vrij statische expositie in het Jenevermuseum, hoe zeer dit ook aan ons hart gaat. Zullen we eens een bezoekje organiseren naar de Guinness Storehouse?
Voor ons kwam er een einde aan het bezoek aan Dublin; voor het nichtje van Ray en haar man begon de vakantie. Daphne en Rene zijn samen met Ray nu op een tweeweekse reis door Ierland. Met zijn vijven namen we een sapje, zal ik maar zeggen, in de oudste pub (uit 1198) van Ierland, The Brazen Head. Met moeite namen we afscheid, wat hebben we genoten, Ray! Om half vier renden we naar ons hotel om het koffertje op te halen, doken een dubbeldekker in richting vliegveld en om vijf uur liepen we via de ‘ slurf’ het vliegtuig in. Anderhalf uur later landden we in Rotterdam om in de tuin nog even na te genieten van ons weekendje met Ray.